Home - Inhoud - Terug (HB-14) - Terug - Volgende - Overzicht (HB-1) -
HISTORISCHE BEELDEN-14-3: Meijering

Uit het knipselarchief valt het volgende over Meijering te destilleren:
De Leeuwarder Courant van 26-3-'71 meldt: 'De staatssecretaris van sociale zaken en volksgezondheid dr. R.J.H. Kruisinga heeft dr. W. L. Meijering, inspecteur voor de geestelijke volksgezondheid voor Utrecht en Noord-Holland, ontheven van medewerking aan het onderzoek dat wordt verricht naar de situatie in de psychiatrische inrichting Willem-Arntsz-Hoeve in Den Dolder. De staatssecretaris heeft dit besluit genomen omdat dr. Meijering ten opzichte van de verwikkelingen rond de inrichting bevooroordeeld zou zijn.
Het Utrechts Nieuwsblad meldt diezelfde dag hier nog over dat Meijering zonder voldoende serieus onderzoek een gunstig rapport had uitgebracht over de situatie.
Op 30 maart weet de Gelderlander dat Meijering zich 'nogal teleurgesteld' over de tijdelijke ontheffing had getoond. 'Hij merkte op dat deze maatregel door zijn advocaat nader bestudeerd zal worden. maar verwachtte niet dat de zaak dermate hoog zal oplopen dat het ambtenarengerecht eraan te pas moet komen'.
Het Vrije Volk van 31-3 weet te melden dat het VVD-Kamerlid mevrouw Veder-Smit meent dat Meijering moet worden ontslagen. De commissie Speijer, waarin naast Speijer zitting hebben Mr. J. van Andel en prof. dr. J-J-G. Prick, is volgens deze krant inmiddels met haar onderzoek begonnen.
Het Parool komt op 16 april met een interview waarin Meijering benadrukt dat het voor hem persoonlijk en voor zijn functie belangrijk is dat de beschuldiging van partijdigheid wordt weggenomen. Meijering zegt dat hij was begonnen aan een onderzoek op Dennendal en daarover niet meer dan een oriënteringsrapport had ingediend. Hij is ervan overtuigd dat de staatssecretaris in strijd met de wet heeft gehandeld. Meijering heeft daarom in overleg met zijn hoofdinspecteur een klacht tegen Kruisinga ingediend bij het ambtenarengerecht.
NRC, 15 juni: Het Ambtenarengerecht te Utrecht heeft dr. Meijering in diens klacht tegen zijn gedeeltelijke schorsing gelijk gegeven. Het hof vindt dat Kruisinga niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die bij zorgvuldig bestuur hoort. Het hof vindt het met name onterecht dat Meijering niet is gehoord voor hij op 24 april werd geschorst.
Parool 22/06: Meijering wijst in een 24 punten tellend verweerschrift de kritiek op zijn handelen in een begeleidend schrijven bij het rapport-Speijer van de hand. De kritiek betrof onder meer veronderstelde steun aan de Actie Willem en het citeren van mevr. Tellegen-Veldstra. Meijering beklaagt zich er met name over dat de commissie haar toezegging aan hem heeft geschonden dat hij zou worden gehoord zonder dat daarover verslag zou worden gedaan. Hij spreekt onder meer van 'onware aantijgingen', 'grove onkunde' en 'ontstellende hypocrisie'.