Home - Inhoud - Ontr.-verslag - 28 - Column 30 - Archief - DB-week 25/26 - red.
ARTIKEL OP NIEUW-DENNENDAL.NL
WEEK 26
NO. 29

(25 juni)
Artikel:
Nieuw-Dennendal: tussen werkelijkheid en utopie
Door Hans Grimm

De Humanist is deze maand met een nummer gekomen waarin in drie artikelen - een interview van Gerard Nass met o.a. Carel Muller, een essay van Evelien Tonkens en een verslag van de geschiedenis van twee Hafakkerbewoners van Inge Mans - wordt teruggekeken op 'dertig jaar Dennendal'. Ik had voor de Humanist een persoonlijke terugblik geschreven die door omstandigheden niet kon worden geplaatst. De nieuw-dennendalwebsite biedt mij een mooie gelegenheid het artikel alsnog te plaatsen. Daarmee sla ik bovendien twee vliegen in één klap, omdat het in mijn ogen een relevante aanvulling is op het essay van Tonkens, dat vooral over de culturele invloed van 'Dennendal' gaat. Tonkens' verhaal is in zijn analyse helder - ze geeft mijns inziens beter dan in haar boek weer waar de inspiratie voor de revolutie van de jaren '60/70 vandaan kwam - maar door wetenschappelijk jargon zwak in illustratieve, beeldende zin. Waar is de subcultuur: de geur van hasj, lang haar, happening? waar zijn de gitaren, de rooie vlaggen? waar is de vervoering, de Unio Mystica? (Overigens is dit geen verwijt: een beschouwing is geen kleurverhaal.)
PS: In het artikel wordt de term 'zwakzinnige' gebruikt, terwijl nu 'mens met een - verstandelijke - beperking' gebruikelijk is. In de jaren '70 heetten het nog 'zwakzinnigen' en dus is daarvoor gekozen.
PS2: De namen van de genoemde 'zwakzinnigen' zijn gefingeerd.

Oorlog:
In maart 2003 vielen Amerikaanse en Britse militairen Irak binnen, een hoogst omstreden, niet door de Verenigde Naties gesanctioneerde inval, die de wereld onmiddellijk verdeelde in felle voor- en tegenstanders. Het debat deed sterk denken aan de discussie die eind jaren zestig over de Vietnamoorlog woedde. Enerzijds was er de krantenfoto van het Iraakse jongetje met alleen nog maar een paar stompjes als armen - waar had ik dat jongetje eerder gezien: was ie niet dezelfde als het naakte Vietnamese meisje, gillend over een weg rennend na een napalmaanval? - en anderzijds de stem van de ratio: 'Saddam is écht een bruut dictator, zijn regime martelt écht mensen, de Irakezen en de wereld zijn écht beter af zonder hem' enzovoort.
Het was even opnieuw 1969 en ik was net 22, afgestudeerd aan de Utrechtse School voor de Journalistiek (SvdJ) en moest in militaire dienst. Met vrienden discussieerde ik nachtenlang haast wanhopig over de vraag of ik het nu wel of niet moest doen. Uiteindelijk nam ik tóch dienst, en deed na 28 dagen kazernebestaan alsnóg een beroep op de Wet Gewetensbezwaren. Het bleek een besluit met verreikende gevolgen. Ik schreef een toelichting van 23 bladzijden en werd tot m'n verbazing erkend.
Als dienstweigeraar werd ik in maart '71 tewerkgesteld in de zwakzinnigeninrichting Dennendal in Den Dolder. Ondertussen waren de jaren '60 overgegaan in de jaren '70. Nederland had het Kralinger-popfestival beleefd. Ik had Jim Morrison en Jimi Hendrix horen spelen op het Isle of Wight-festival. En in Israël, waar ik tijdens het wachten op de hoorzitting voor de Commissie Gewetensbezwaren op een kibboets had gewerkt, had ik m'n eerste stickie gerookt - het zou niet de laatste zijn.


Dennendal: proeftuin van de tegencultuur
Ik was als 'middelenman' aangesteld in paviljoen Lorentz, een administratief manusje-van-alles in een tehuis van 65 zwakzinnigen en ongeveer 40 personeelsleden. Boven zaten drie vrouwengroepen, onder drie mannengroepen. Lorentz was het paradepaardje van Carel Muller en zijn staf, die er hun revolutionaire ideeën over een nieuwe zwakzinnigenzorg gestalte gaven. De hervormingen stonden haaks op de medisch-verpleegkundige, maar ook op de pedagogische uitgangspunten van het inrichtingsregime dat ze van de oude broeders en zusters hadden geërfd: álles moest anders, dus ook de aanpak van zwakzinnigen. Verpleegkundigen en deskundigen werden naar de achtergrond gedirigeerd: gezamenlijke mensbeleving en groepsvorming kregen prioriteit.
Van zwakzinnigen of zwakzinnigenzorg wist ik niets. Ik deed geen Z-opleiding. Het enige wat ik moest leren was 'mezelf zijn'. Dáár ging het om, en zelfs dat moest ik maar raden. Ik was tegen wil en dank, maar tegelijkertijd maar al te graag, een proefkonijn in een heel bijzonder project, dat niet alleen de Nieuwe Mens, maar de Nieuwe Tijd zelf moest opleveren.
Het is ruim dertig jaar geleden. Ik was 23 toen ik er kwam werken en ben inmiddels de 55 gepasseerd. Het is moeilijk je vingers achter de essentie van de realiteit van toen te krijgen. Niet alleen mijn generatiegenoten en ik zijn veranderd, ook de jonge generaties nu zijn anders dan wij destijds waren. Waarschijnlijk zal niemand nooit meer zo vanzelfsprekend en collectief als toen democratisering en zelfontplooiing als hoogste opgave zien: de klassenstrijd met zijn accent op economische verhoudingen was, mede door mensen als Marcuse en Maslov - maar ook door de Beatles en de Stones -, op een hoger niveau getild tot een strijd om de vrije, spelende en creatieve mens.
Het Woord verbreidde zich via joint, popmuziek en leninistisch-marxistische pamfletten. Het waren de jaren van acidrock en literatuur als Foudraines 'Wie is van Hout' - muziek en boeken van mensen die het geluk op de rand van de maatschappij, of daar overheen, zochten. De normale maatschappij denderde maar voort met haar acceptatie van de Vietnamoorlog en haar vervreemdend school- en kantoorbestaan. Maar ze was voor veel jongeren geleidelijk naar de periferie aan het schuiven. Idealisme en utopisme zetten de toon. We waren allemaal aan het groeien. Het was een voortdurend reizen naar de horizon, een stijgen naar hogere sferen, vrijheid, verlossing, universele liefde, nirvana enzovoort. Ontplooien en bevrijden moest je je, wég van de beperkende, knellende banden van gezin, school, universiteit, kantoor, fabriek, inrichting, geboortetrauma, neurose…
De weg naar bevrijding werd niet alleen bewandeld, maar in gezelschap van een hele generatie aan reisgenoten die ampel gelegenheid bood tot aansluiting. De vervreemdende wereld van de burgermaatschappij diende bij voorkeur bestreden te worden in gemeenschappelijk woon- en werkverband. Daarvoor kon je kiezen uit een scala aan politieke, muzikale, therapeutische, spirituele, groot- en kleinschalige communes. (Ten overvloede wellicht, maar toch maar: de revolutie van '68 ('65-'75) voltrok zich niet alleen in Den Dolder (vanaf '70), Amsterdam (vanaf '66) en Kralingen ('70), maar ook in Parijs ('68), Berlijn ('68), Praag ('68), Mexico City ('68), Woodstock ('68), San Francisco (vanaf pakweg '66), Santiago ('73) enzovoort . Ze kan bovendien niet los worden gezien van nog weer omvattender internationaal-politieke onwikkelingen, als de Vietnamoorlog (jaren '60 tot '75), de Zesdaagse Oorlog ('67) en de Yom Kippur-oorlog ('73), alsmede het drama van de Olympische Spelen in München ('72): allemaal conflicten met een sterk emancipatie-en bevrijdingselement. Die maatschappelijke context, die politieke ontwikkelingen en verhoudingen hadden van het begin af aan grote invloed op Dennendal.)


Zwakzinnige als alternatieve held
'Zwakzinnigen en niet-zwakzinnigen hebben verschillende soorten handicaps'; 'zwakzinnigen tasten de gangbare hiërarchie van waarden aan'; 'de zwakzinnige is onze spiegel, hij laat zien hoe zwakzinnig wij zijn' (de psycholoog Otto Haspers *).
Zwakzinnigen hebben iets te vertellen: die zijn écht, onbesmet en ongekunsteld, die laten zich niet onderdrukken en leven in het 'hier en nu', staan dichter bij de bron dan de doorsneemens die opgeslokt wordt door de ratrace. Je kunt van ze leren, luidde een veelgebruikt advies.
Een van de goeie dingen van Dennendal was de aandacht voor het aardse, het praktische, zoals dat bijvoorbeeld gestalte kreeg in de biologisch-dynamische tuinbouw waarvan de producten een welkome aanvulling vormden op het uniforme stichtingsmenu. Veel zwakzinnigen zijn analfabeet - lezen is er niet bij, ontwikkelen hoeft ook niet zo, 'ambitie' is een moeilijk woord - en ze hebben behoefte aan houvast. Het zijn vaak heel basale, nuchtere mensen.
Velen gebruiken medicijnen en realiseren zich dondersgoed waar het in het leven vooral om gaat: een dak boven je hoofd, je dagelijkse natje en droogje, wat gezelligheid, en wie doet me wat? Hun directheid en behoeften vormden als het ware een natuurlijk medicijn voor het zweverige dat veel hemelbestormende aanjagers van de alternatieve beweging niet zelden eigen was.
Daarnaast confronteren zwakzinnigen je met emoties en gedragingen die in de buitenwereld als extreem worden gezien. De winst van de Dennendal-aanpak was dat dergelijk gedrag niet langer automatisch werd afgeremd en vanuit een of andere visie gekanaliseerd. Je moest er maar zo intuïtief en 'echt' mogelijk op reageren - dat was het.
Vanouds waren er allerlei indelingen en classificaties, zoals 'debielen', 'imbecielen' en 'idioten'. Hun 'zelfredzaamheid' zou dalen naarmate het IQ. Een ander handvat was 'autisme'. Zodra je de individuen leerde kennen, vergat je echter de etiketten. In veel relaties viel ieder bewustzijn van afstand en anders zijn weg. Veel paviljoensbewoners werden vriend of vriendin, met wie je je identificeerde en solidair voelde, en met wie je buitengewoon authentieke relaties kon opbouwen..
Dennendal had een geheim, het waarde rond over het terrein, over het vloeiveld; het was in de Keet en in de theetuin: Dennendal had 'soul', het had 'spirit' en misschien zelfs, soms, spiritualiteit.


Jan
Eeuwige rebel, groteske in z'n onaangepastheid en opstandigheid. Je kon het ongelofelijk met hem aan de stok krijgen: hij kon het hele programma aan zijn laars lappen en vanwege een kleinigheid alles op z'n kop zetten.
Wat kon je anders doen dan hem als een lastig kind naar zijn kamer te sturen - een kaal hok met een matras op de vloer. En dan kon je met z'n allen urenlang bezig zijn om hem daar te krijgen, want alleen of met z'n tweeën ging het niet. Z'n kracht en energie waren tomeloos. We hadden het uniform uitgetrokken en de verdovingsspuit achter slot en grendel gedaan, en deden het in principe met mankracht.
Wat ging er door hem heen als we hem door het paviljoen sleepten - een ritueel waarbij hij zich aan iedere deurpost vastklemde. Als hij uiteindelijk op z'n kamer zat, waren we gesloopt.
Hij kon oprecht beterschap beloven en geloofde zozeer zijn eigen beloften dat je er wel in mee móest gaan. We gaven hem veel vrijheid. Hij dwaalde geregeld af in de richting van de militaire basis Soesterberg, waar we hem ooit uit een geheime opslagplaats (atoomwapens?) moesten ophalen. Ook ging ie - in het kader van 'experimentele verdunning' - eens met me mee naar de bios in Utrecht ('Gimme Shelter' van de Rolling Stones). Midden onder de voorstelling werd ie vervelend en nam de benen. Hij kwam pas de volgende dag terug - was ie bij familie in Utrecht geweest.
Hij was gek op uniformen en liet zich bij de ontruiming als een lam afvoeren. Z'n rebellie had een ijzersterke innerlijke logica.


Schrijven
Gezien m'n opleiding hield ik me zowel op theoretisch als op praktisch niveau bezig met schrijven. Schrijven was mijn roeping en het was een van de redenen waarom ik met graagte had geaccepteerd dat ik op Dennendal te werk werd gesteld. Ik mocht als antideskundige buitenstaander ideaal proefkonijn voor de staf zijn, de paviljoens in de Dolderse bossen vormden op hun beurt mijn proeftuin; ze brachten me in contact met een voor mij ongekend rijke wereld aan menselijke ervaringen en groeimogelijkheden, een onuitputtelijke bron aan inspiratie.
Echter, het vlees is zwak en ik had mijn eigen worsteling. De jaren van de decenniawisseling '60-'70 zijn niet in kaart te brengen zonder de rol van de psychedelica te erkennen. Flowerpower was een eufemisme voor (soft)drugsgebruik. M'n vrije tijd vulde ik niet zozeer met Schrijven dan wel met plaatjes draaien en blowen, stoned door het bos achter het paviljoen lopen, transcenderen. Ik zoog de werkelijkheid met grote, gulzige trekken naar binnen. Stijgen deed ik, almaar hoger en hoger. (En later, toen de obsessie met drugs was verflauwd en zich had getransformeerd tot een obsessie met het Zijn zelf, bleek er helemaal niets meer te Schrijven: wie interesseerde zich voor gedachten, voor tekstballonnetjes, wolken in de Leegte?…)
Ondertussen deed ik in m'n werk in het paviljoen aan schrijven met een kleine 's'. Op de SvdJ en tijdens het stagelopen had ik ervaring opgedaan met de principes van verslaggeving. Daaraan zou ik me op Dennendal in ruime mate kunnen wijden. Ik leerde het stencilhok van binnen en buiten kennen, en produceerde tal van verslagen en brandbrieven, aanvankelijk binnen het paviljoen, maar later binnen heel Dennendal en zelfs de stichting. Mijn schriftelijke activiteiten speelden zich voornamelijk af op drie fronten: paviljoensnotulen (Rolling Lorentz), ondernemingsraadverslagen en de Dennendalkrant.
In juli '73 schreef ik een stuk genaamd 'Verdunning: een kwestie van mogelijk maken en opeisen' dat weliswaar sterk mijn eigen gevoelens weergaf, maar daarnaast ook aansloot bij de discussie onder de groepsleiding. Het verhaal begon met: 'We weten wie we zijn, maar we weten niet wie we zullen zijn of wie we hadden kunnen zijn; het vermogen om afstand te doen van onze zekerheden, onze etiketten en identiteit is in onszelf beperkt. We zullen moeten beseffen dat, zodra we ophouden met het kritisch volgen van onszelf en onze werksituatie, we onze pupillen steeds weer tot patiënten maken en onszelf tot werkers in een gekkenfabriek'
Daarna werden nogal pertinente vragen gesteld, zoals over de bereidheid op het terrein te komen wonen en 'deze fabriek met z'n ploegbazen en opgefokte toestanden te ontmantelen en te vervangen door een leef- en werkgemeenschap'.
Het kritische en opstandige pamflet was niet alleen voor mij belangrijk, maar ook voor anderen. Het leverde citaten voor de nieuwbouwbrochure van de 'werkgroep bouwen-wonen' van de Dennendalstaf.
Ik boerde dus goed op Dennendal. Ik was dan wel geen Schrijver, ik was 'schrijver' en als ik te veel aan het zweven raakte was er altijd weer iemand als Gé om me bij de lurven te pakken en met twee benen op de grond te zetten.



'Hé, ouwe kippenneuker!' - reed rond op een bakfiets en hield kippen. Hij kon héél opzichtig de veters van je schoenen aan elkaar vastbinden als je koffie zat te drinken op de groep, en had dan de grootste lol. Hij kwam al op m'n kamer toen ik nog in zusterhuis Fabiola woonde, wat niet mocht van zuster Krik: 'De patiënten horen niet op de kamers.' Gé leed aan epilepsie en kreeg ooit een insult toen hij bij me was. Daar lag-ie, languit, en ten slotte stil...
Gé kleurde je leven rôze-rood van goedlachsheid en aanhankelijkheid. Hij was onze paviljoensgek. Hij speelde z'n rol met onbenaderbare allure en versloeg de concurrentie met straatlengten. Hij was de aandoenlijkste en aardigste mens op de wereld.


Miep
Of daar was Miep. De eerste keer dat ik haar ontmoette, intimideerde ze me zodanig dat ik wekenlang bang was op groep-5 te komen. Ze constateerde kakelend dat ik 'ze achter de elleboog' had, 'achterbaks' was en 'al te veel van de vrouwtjes hield'. Ondertussen porde ze met een puntige vinger hardhandig in m'n ribbenkast, wat buitengewoon hinderlijk en pijnlijk was. Vervolgens vroeg ze of ik haar broek wilde ophijsen. 'Jonge, ik heb er zo'n last van, hij hangt op m'n knieën, hellup me dan toch!' Net op het moment dat ik daarin zou trappen, zag ik haar voldane lachje. Het zou een poos duren, maar daarna werden we de beste maatjes.

Alleen maar utopie?
Terugblikkend over dertig jaar is het verleidelijk de strijd te relativeren.Waren we gewoon de zoveelste generatie die zichzelf opnieuw probeerde uit te vinden, was het allemaal niet veel meer dan het onvermijdelijke generatieconflict? Waren 'Dennendal' en het daaruit voortgekomen 'Nieuw Dennendal' alleen maar utopie, het sjambala van onze generatie, van de babyboomers, van ons groepje hervormers? Waren de tegenstrevers, de judassen, de Drechsels, de Veldkampen, niets anders dan de door onszelf gecreëerde tegenpolen die we nodig hadden om te groeien, te worden die we wilden zijn: verlichte geesten, oneindig beter dan het klootjesvolk, de Telegraaflezers, de zakkenvullende grootondernemers en hun slaafse lakkeien, de rechtse politici?
Misschien. Vanuit een oneindig perspectief, vanaf een verre ster, kun je het wellicht zo zien. Maar er was Pietje van de F-groep, die met een verongelijkt gezicht z'n afzakkende broek vasthield, en Frerik, die je met z'n eeuwige grijns en gezeur gék kon maken en toch zoveel genegenheid opriep. En er waren de democratisering en de verdunningsfilosofie, en de idee dat je de rest van je leven in een warme commune kon wonen, de gedachte van 'Gewoon Samen Mens Zijn', de Strijd, de Vriendschap en de Liefde…
Uiteindelijk culmineerde het jarenlange conflict in het ontslag van Carel Muller en het uitroepen van Nieuw Dennendal (25 januari 1974). Er volgde een bezetting van bijna een half jaar. Toen kwam de Zeister politie met honderd manschappen en overvalwagens en werd het paviljoen ontruimd . We hadden de oorlog tegen de Telegraaf en de rechtse elementen in het kabinet-Den Uyl verloren. Wég Nieuw-Dennendal, wég Nieuwe Mens, wég Nieuwe Tijd. Gé, Jan, Miep, Pietje, Frerik, ik zou ze nooit meer zien…


Na Dennendal
De afloop van het conflict en het geweld waarmee wij en indirect de zwakzinnigen bejegend werden, waren buitengewoon schrijnend. Er werden vergelijkingen gemaakt met de deportaties in de Tweede Wereldoorlog en het optreden van de nazi´s, uiteraard ten onrechte. Toch mogen de verbittering, de frustratie en de woede niet onderschat worden. Het was duidelijk dat de Nederlandse maatschappij na 3 juli 1974 niet geheel meer de onze was. Zo er nog enig vertrouwen in de rechtsorde had bestaan, dan was die na de ontruiming voor menige betrokkene tot nul gereduceerd. Voor veel actievoerders zou het heel moeilijk worden om ooit nog enige affiniteit met die samenleving te herwinnen.
Er had een ontwikkeling als in Duitsland met de RAF of in Italië met de Rode Brigades in gezeten, maar de geschiedenis van de jaren zestig en zeventig in Nederland was van het begin af aan minder gewelddadig, lichtvoetiger, dan in de buurlanden. In Nederland lag het accent meer op het alternatieve dan op het extreme. Er werd voortdurend meer gezocht naar ruimte in de marge dan dat werd gestreefd naar omverwerping van de bestaande orde.
Enkele jaren later vonden de Molukse gijzelingsacties en de Nieuwmarktrellen plaats, en tot in de jaren tachtig soms zeer hevige krakersrellen met een gewelddadig dieptepunt in 1980 rond de ontruimingen van de Groote Keijser en het pand in de Vondelstraat. Ook die botsingen waren echter van een ander karakter dan de conflicten tussen Duitse en Italiaanse gezagsdragers en radicalen.
De leden van de harde kern van Dennendal en Nieuw Dennendal sloten zich aan bij andere alternatieve zorgvormen of sloegen een geheel andere weg in. Ik zou in 1978 alsnog in de journalistiek werkzaam worden en me in 1979 via oude vrienden van Dennendal aansluiten bij de Bhagwan-beweging. Daar zou ik opnieuw Foudraine (swami Amrito) ontmoeten. Ook daarbij ging het om een nieuwe mens en uiteindelijk een nieuwe maatschappij, en ook die beweging zou stuk lopen op de harde realiteit. (Hoewel ze net als Dennendal uiteraard haar sporen zou trekken.)


Verlangen
Maar uiteraard zou het Verlangen blijven, zoals Carel Muller voor de reünie van 23 maart 2003 schreef. Het Verlangen naar een wereld waarin de neocons en de terroristen elkaar de hand reiken, en inzien dat ze altijd al waren die ze wilden worden, dat het voor een betere wereld en het welzijn van jouw clubje uiteindelijk altijd averechts werkt als je elkaar met vliegtuigbommen, clusterbommen, kruisraketten, explosieven of gifgas om zeep helpt… (zeker als je dat om preventieve redenen - met allerlei verdachte secundaire motieven - doet, en in de gauwigheid het belang van een internationale rechtsorde als hoeder van universele waarden onder het tapijt veegt).
Hans Grimm