Home - Inhoud - Terug - Volgende -Archief - red.
TERUGBLIK, CAREL MULLER
WEEK 45
NO. 46-05

10 nov.

INTERACTIE:

Vanaf eind oktober 2003 zijn opgenomen de rubrieken DAGBOEK & PRIKBORD en COLUMN, via redactie te vullen door sitebezoekers. Bij het ontbreken van bijdragen springt de redactie in. Graag ondertekening met naam en toenaam, en eventueel e-mailadres. Ook een fotootje behoort tot de mogelijkheden. Een sleutelwoord of kopje is handig. Plaatsing kan op zich laten wachten door technische problemen, afwezigheid van de muze, vakantie e.d.

ONDERWERPEN:

De column- ruimte is vrij en kan worden gewijd aan ieder mogelijk onderwerp: van politiek, psychologie en spiritualiteit tot poëzie en boekbespreking. Er geldt in principe een minimum van 350 en een maximum van 500/600 woorden, maar uitzonderingen zijn mogelijk. Eventueel wordt over de vorm ge-emaild.


Dagboekinzendingen svp mailen onder 'dagboek', columns onder 'column'.


Carel Muller schreef in maart 2002 op verzoek een stuk voor de RVU, die in die zomer van dat jaar uitvoerig aandacht besteedde aan de gehandicaptenzorg. Het RVU-verhaal was aan de nw-dennendalsite gekoppeld via een link, maar die link werkt sinds enige tijd niet meer en is verwijderd. Dat is jammer, want het is een mooi verhaal. Gelukkig had de RVU nog een kopie, die we hierbij met toestemming van de schrijver in de columnruimte van de nw-dennendalsite afdrukken.
PERSOONLIJKE TERUGBLIK EN GEDACHTEN

Eerst was er mijn broer. Drie jaar ouder. Toen hij 13 was kreeg hij epileptische aanvallen. Het werd steeds erger. Hij werd opgenomen in een inrichting. Door de ogen van mijn ouders zag ik dat het leven daar hem in veel opzichten geen goed deed. Hij paste zich aan en werd een van de velen; met zo'n wielrennershelm tegen het vallen. Later kwam Jesaja: "In het Rijk van Vrede zal de wolf bij het schaap verkeren en de panter zich neerleggen bij het bokje; het kalf, de jonge leeuw en het mestvee zullen samen zijn en een kleine jongen zal ze hoeden. Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des Heren, zoals de wateren de bodem der zee bedekken."

Na de middelbare school: vervangende dienstplicht op een paviljoen voor zwakzinnigen in een psychiatrische inrichting. Een slecht verlicht stukje van de Brabantse Lichtstad. Eén paviljoen, twee vleugels, elke vleugel 60 patiënten. Boven slaapzaal, beneden woonzaal. Privé-domein: een houten locker van 30x30 en natuurlijk de ruimte onder je hoofdkussen. Deze periode van tweeëneenhalf jaar was ideaal om alle basismechanieken van een grote inrichting te leren kennen. De belangrijkste daarvan is dat niet de patiënten de maatstaf in zo'n organisatie zijn. Dat is natuurlijk jammer.

Mijn studie psychologie werd afgerond met een stage op een zwakzinnigenafdeling van een psychiatrische inrichting. Déja vu! Ik beviel: leuk dat zo'n jong iemand echt geïnteresseerd is in iets dat zo uitzichtloos is. Wat heb ik geprobeerd? Eigenlijk vooral om de patiënten/bewoners tot maatstaf van de organisatie te maken. Daarvoor was vooral nodig hen neer te zetten als mensen, persoonlijkheden, heel en volledig op hun manier, en niet als ontvangers van therapie, voorwerp van verpleging. Er was geen enkele reden niet naar een levensvorm, een samenlevingsvorm te zoeken voor vrije, zelfstandige individuen.

De hele organisatie moet dan natuurlijk letterlijk op zijn kop. De eersten zullen de laatsten zijn. Eerst was dit gewoon organisatieontwikkeling. Opwindend en 'anders' genoeg, maar toch gewoon functioneel gedacht. Maar niets bleef 'gewoon' in de laatste jaren van 60 .Door alles wat er gebeurde werden we in een veel bredere belevingswereld getrokken. Anthroposofie, provo en kabouter, Parijs, tuinman LeRoy: uit de hemel groeiden bloemen en de bloemen groeiden tot in de hemel. Verlangen, hoop, verwachting, daadkracht, met steeds dezelfde kern: alles wat leeft heeft zijn eigenheid en dat is goed. Die eigenheid mag en moet zich ontwikkelen, dat is in ieders voordeel, dat komt het geheel ten goede. Rollen, functies en definiëringen zijn beperkingen en dus in ieders nadeel. "Gewoon samen mens zijn", kon zo een leus worden.

In Dennendal werd de soep natuurlijk niet zo heet gegeten als hij bedacht kon worden. Het dagelijks werk was erg praktisch en dat was ook het mooie ervan. Probeer het maar, laat maar zien dat het gewone en prozaïsche de glans van echt leven kan krijgen.

Het ging mis. De wervelwind van een mogelijk nieuwe cultuur nam in kracht af. De autoriteiten hervonden hun evenwicht en probeerden te redden wat er te redden viel. In het land en ook in Dennendal. Wat het sluitstuk had moeten zijn van de ontwikkeling in Dennendal: "bestuursmacht van de top naar de basis", mislukte. Toen het bestuur van de inrichting het eerste paviljoen ontruimde en de bewoners afvoerde naar uitgerekend de Brabantse Lichtstad, namen we ontslag. Hoop, verwachting en daadkracht verdwenen in een donkere kast.

Het verlangen bleef.
Carel Muller