HOME - INHOUD - TERUG - VOLGENDE
EEN MOOIE SNEEUWBAL 14.3: Iedereen zijn eigen kolonel

De meeste mensen hielden hun hart vast, sommigen een hek (van rechts naar links: Drechsel, Jos Spaansen, Fokko Schotanus)
'De zachte sector heeft een harde jongen nodig' (Rosenthal: 318)
Vanaf zijn benoeming in maart '73 tot de ontruiming in juli '74 moet drs. Muller voor drs. Drechsel zoiets geweest zijn als een pot honing voor Winnie the Poeh. Een ordehandhaver van Drechsels kaliber moet ergens een sterk verdrongen hang naar vrijheid hebben. Drechsel zou nooit een interview geven en bleef zo de sfinx op de achtergrond. Uit de in VN gepubliceerde bandopnamen van het gesprek met Van Nek komt hij naar voren als 'de werkelijke bestuurder (...) die telkens weer het samenzweerdersgebrom van zijn medebestuurders omzet in een doortimmerd plan' (VN: Polmann/Van Westerloo: 2-3-'74).
Drechsel sloeg toe nadat in december '73 de verdeeldheid binnen de staf naar buiten was gekomen en Muller begin januari '74 Van Nek op non-actief had gesteld. Daarna was het een kwestie van wachten, de strop aansnoeren en medestanders zien te werven: binnen de bureaucratie van de stichting, de staf en de kring van ouders, en dat lukte wonderwel.
Binnen Lorentz zagen we hem nooit. Alleen op de dag van de ontruiming was hij er: staande achter het hek, de verwensingen van woedende werkers en sympathisanten negerend. Hij had het allemaal al eens meegemaakt met de ontruiming van het Maagdenhuis. Maar dit was anders. Hij had het 'hoogst onaangenaam' gevonden, zei hij na afloop (Tijd, 4-7-74).
Wat had hij niet kunnen winnen door een wat humaner optreden. Hij moet ooit hebben beseft dat hij zowel qua achtergrond als qua instelling niet de meest geschikte persoon was voor een bestuurdersfunctie voor Dennendal, dat hij door zijn Maagdenhuisverleden te besmet was. Hij had maar één middagje op een groep hoeven meedraaien en was mogelijk voor altijd genezen geweest van de kolonel in zijn aderen, van de pathologische obsessie van macht, orde en ontruimen.