13 februari: Pushkar (2): Ziekenbezoek
Om Prakash is tenger om niet te zeggen broodmager, 27 en
heeft keurig geknipt zwart haar dat met henna is bewerkt, waardoor er een
mahoniehouten glans overheen ligt. Z’n oogleden zijn meestal halfgeloken,
wat hem in combinatie met een bescheiden maar nadrukkelijke aanwezigheid
en een instant-glimlach iets vriendelijk sinisters geeft. Hij werkt in het
Sunset Hotel in Pushkar, waar wij onze intrek hebben genomen. Hij maakt er
volgens eigen zeggen achttien uur per dag, zeven dagen per week. Zodra
hij hoort dat Marie Louise verpleegster is nodigt hij ons uit voor een
bezoek aan een vriend, captain Joseph, die een maand geleden in een
ziekenhuis in Pushkar is opgenomen. Joseph heeft tientallen jaren in het
hotel gewerkt als chef, maar is aan de fles en aan lager wal geraakt, zo
krijgen we op weg naar het ziekenhuis te horen. Het ziekenhuis houdt niet
over. In de vertrekken ter weerszijden van de hoofdingang worden bezoekers
ontvangen door artsen met een stethoscoop rond de nek en wemelt het er van
de mensen. De verpleegafdeling achter in het gebouw is echter praktisch
leeg. Joseph ligt bij het raam in een zaal van zo’n twintig ledikanten. De
matrassen zijn overtrokken met lakens vol gaten en vlekken. De muren zijn
kaal, de ramen stoffig en in slechte staat. Het is er donker en smerig.
Joseph is een ongeveer 60-jarige man met kortgeknipt grijs haar en
grote ogen in een small, getekend hoofd. Hij blijkt doof aan zijn
rechteroor en je moet in zijn linkeroor schreeuwen wil hij iets begrijpen
van wat je zegt. Hij praat moeizaam en valt geregeld stil doordat ie naar
adem moet happen. We weten aanvankelijk niet wat hem mankeert maar
komen er geleidelijk achter dat hij tbc heeft. Dat doet ons schrikken. Het
is toch geen open tbc? Van Om Prakash valt geen duidelijkheid te krijgen,
maar van Joseph begrijpen we dat het om de gesloten variant gaat. We
zorgen er toch voor enige afstand tot zijn mond te houden, wat
vergemakkelijkt wordt doordat we in zijn oor moeten schreeuwen. Hij zegt
zijn medicijnen niet te kunnen slikken omdat die negatief op zijn hoofd
werken. Joseph is gebrouilleerd met zijn vrouw en zoon, die beiden
weigeren hem te bezoeken. Het ziekenhuis voorziet niet in verpleegkundige
hulp, die in India moet worden gegeven door verwanten of vrienden. Om
Prakash bezoekt hem geregeld met voedsel en drinken, maar kan niet de
benodigde twee tot drie uur per dag vrijmaken om hem te verzorgen. Het is
een tragedie. We voelen ons hulpeloos, nemen afscheid en krijgen een ‘God
bless you’ van Joseph. We brengen een kort bezoek aan de arts die hem
behandelt, die ons verzekert dat Joseph er veel beter aan toe is dan een
maand geleden. Maar hij bevestigt dat Joseph verzorging nodig heeft die
hij niet krijgt. Met Om Prakash beklimmen we een berg bij Pushkar die op de top een tempeltje
draagt. We doneren 10 RS voor ons aller heil en speciaal dat van
Joseph.
holy lake Pushkar (2)
|
idem (3)
|
Op verzoek van Om Prakash hebben we ten
slotte nog een gesprek met de eigenaar van het hotel, de voormalige
werkgever van Joseph. Hij zit in de hotellobby te eten als hij ons
ontvangt. Een dikkerd in een goedgesneden Indiaas jasje over een wit
shirt. Hij hoort ons verslag van het ziekenbezoek aan en bevestigt dat
zijn oud-werknemer zorg ontbeert die hij nodig heeft. Hij verzucht dan:
‘Wat kan ik doen? De man was een goeie kracht tot ie aan de alcolhol
raakte. Hij werkte korte tijd en sloeg dan met het verdiende geld aan het
drinken, samen met zijn vrouw.’ India heeft geen verzekeringsstelsel
als Nederland. De openbare gezondheidszorg is er minimaal. Als je
werkelijk gezondheidsproblemen krijgt, ben je aangewezen op particuliere
klinieken De hotelier draait wat rijst in een halve chapati en brengt die
naar zijn mond, waarin hij nog een enkele tand heeft. Hij wijst op een knappe
jongen die voorbij loopt. ‘Mijn zoon’, zegt hij trots
! Om Prakash, 1000 Rs per maand (nog geen 20 euro)
exclusief fooien, zit gehurkt op een richeltje achter zijn werkgever. Hij
volgt het gesprek op de voet. Zijn gelaatsuitdrukking
verraadt niets.
hg |
16 febr.  - Pushkar (3): hotellobby
De boys schieten af en aan, handig balancerend met
zilveren (emaille) serveerbladen vol gerechten. (Eten blijft in India
vooralsnog een genot, vooral alsde rekening van pakweg 100 RS - twee euro
ofzo? - komt.) Uit de speakers klinkt een opgewekt hindi-deuntje. De
lobby, tevens restaurant, is bijna leeg. Iedereen zit op het terras met
uitzicht op het heilige meer. De leegheid geldt ook voor het
internetcafe en de snuisterijenshop. Niettemin worden die bemand door de
internetjongen en de snuisterijenjongen, maar die hangen er dus verveeld
bij. De manager heeft het druk met niets doen achter het loket dat toegang
geeft tot zijn speciale domein. Plotseling wordt de rust verbroken
door gerinkel van glaswerk. Een flesje spat in duizenden stukjes op de
vloer uiteen. Een blanke, zwaargebouwde man met een groot dik en nu ook rood hoofd
staat op het trapje naar de lobby te vloeken. 'Godverdegodverdegodver, hij
beet me in mijn hand!' roept hij uit. Een grote herdershond schiet
weg. Alle boys schieten toe. De man loopt op hoge poten door de lobby.
'Dit is voor het laatst dat ik hier geweest ben. Wat is dit voor een
rothotel waar gasten voer zijn voor honden!' schreeuwt hij. 'Rot India',
voegt hij er nog aan toe. De boys reageren niet op hem en laten hem door
de terrasdeur verdwijnen. Er komt geen sorry, geen vraag of en hoe erg
de beet is, geen eerstehulpkit, geen advies voor een prik tegen
hondsdolheid.... Een van de jongens veegt het glas bij elkaar met een van
die typische takkenbossen die hier voor veger doorgaan - niet zo effectief
bij glassplinters, en zeker niet als veel mensen op blote voeten lopen.
Een andere jongen komt met een ketting voor de hond die met enige
moeite wordt aangelegd. Ik ken het dier wel. Het behoort aan de hoteleigenaar en
staat doorgaans aangelijnd in een afgelegen hoek die door iedereen wordt gemeden.
De rust keert terug. Ganesh, Krishna en nog
wat goden aan de muur kijken onverstoorbaar toe. (Groet,
hg)
|