Lees verder in : dagboek Nepal
2006
|
uitzicht over de
Ganges vanaf de ghats van Varanasi (Benaras, Kashi) |
NEW DELHI, 31 jan. - 'Aankomst'
Twee vrouwen zitten op het trottoir
tegenover m'n hotel - Ajanta Hotel, Arakasan Rd, Pahar Ganj, New Delhi - chapati's
te bakken. Ze doen dat in een grote pan boven een houtvuur met hoog
flakkerende vlammen. Achter hen, in de deuropening van een vervallen pand,
zit een man, net als de vrouwen in hurkzit. Boven de gewelfde
deuropening is een raam, met in het kozijn een beeldje van een godje, vermoedelijk Ganesh,
maar het is niet helemaal duidelijk
omdat de schemering is gevallen en het duister vanuit donkere stegen
de Arakasan Road is binnengedrongen. De vrouwen gaan maar door met chapati's
bakken. Bruine armen steken uit hun over het hoofd getrokken sari's,
gracieus en magisch de vlammen bezwerend en zich er tegelijkertijd aan
warmend. De man beweegt niet, zit urenlang stil.
India is in elf maanden 6 eurocent duurder
geworden. De euro staat nu op 52 Rs tegen vorig jaar 58 Rs.
Misschien is het juister te zeggen dat 'wij' 6 eurocent armer zijn
geworden. De 'India-boom' vertaalt zich ongetwijfeld in de portemonnees
van de opkomende middenklasse, maar daar valt op straat weinig van te
merken. Misschien is het alleen maar iets van de economen en de
statistieken. Ik ben minder geschokt dan de vorige keer dat ik in New
Delhi aankwam (maart 2005), maar dat is ook logisch. De reis is als het
ware een voortzetting van die van vorig jaar: zie de
reisherinneringen zoals opgetekend in Dagboek India 2005.
Mijn eerste bestemming was nu net als destijds New Delhi. Ik zit dit verhaal
uit te tikken in een internetcafe in een nauwe zijsteeg van de Main
Bazaar (Pahar Ganj), maar ik heb het vanochtend in de steigers gezet
op het Kitchen-dakterras van mijn tweede hotel in Delhi, Hotel Shelton
- gedreven door goedlachse Nepalese jongens, compleet met
Tibetaanse vlaggetjes, sitar- en tablamuziek uit de speakers, OM-tekens op
de muren en posters met raadselachtige teksten als 'No One is Happy When
Quality is Missing; You Are No One; Good Quality can make You No One'.
De eerstvolgende bestemming is Varanasi, ook wel Benares of Kashi (stad
van Shiva, stad van het Licht). Ik heb voor m'n vertrek in Amsterdam, bij
Pied a Terre, een City Guide van Varanasi gekocht. Het boekje dateert van
2002 en is geschreven door Swati Mitra en Sona Thakur (Eichen Goodearth
Ltd, supported by U.P. Tourism). De introductie begint met een citaat van
Shankaracharya (een hindoeïstische, naar ik meen achtste-eeuwse,
hervormer): 'Brahma once weight the heavens against Kashi. And
Kashi, being heavier, sank downward, while the skies, despite all the gods
who lived there, rose upwards'
Mitra en Thakur stellen in hun
voorwoord dat de eerste sectie van het ruim 200 bladzijden tellende werkje
is gewijd aan 'de spirituele resonantie' van de stad. Die eerste
sectie beslaat ongeveer driekwart van het boek. De rest bevat
praktische tips over festivals, handicraft enzovoort. Dat zegt iets over
de schrijvers, maar misschien ook wel over Varanasi. Het is hét heiligdom van de hindoes, het Jeruzalem van
de christenen (en joden en moslims) en Rome van
de katholieken, het Qom en Kerbala van de sjiieten. Woensdag 13.30
uur vertrekt m'n trein van het New Railway Station in Delhi.
Donderdagochtend 05:30 uur kom ik aan bij de crematiegronden langs de
Ganga... |
(v.l.n.r.) Opgeviste Godin Saraswati, bootman,
Biggie |
A. en
Lobsang bij Sarnath
|
VARANASI, 4 febr. - 'Biggie'
Biggie is naar eigen zeggen twaalf jaar oud. Hij oogt
niet ouder dan tien, tenger, grote donkere ogen in een leuk open gezicht.
Hij verkoopt ansichtkaarten aan de oever van de Ganga, op de ghats van
Varanasi. Hij biedt ze aan voor 5 RS het stuk, rijkelijk veel voor de
beduimelde prentjes, maar goed: ik wil niet krenterig wezen en koop er
twee. Een van een crematie en eentje van een Baba, die met ladingen
kralenkettingen omhangen en een grote drietand (thrisul) ietwat
potsierlijk langs de rivier stapt. Biggie heeft de foto's nog niet aan me
verkocht of daar komt de Baba in eigen persoon aan. Biggie
bevestigt dat het gaat om de sadhu van de foto. Even later zit de Baba
bij de puja, de eredienst aan de Ganga, pontificaal naast de leadzanger op
het podum mee te zingen.
Biggie vergezelt me die namiddag en avond
vrijmoedig op mijn verkenningen. Hij groeit zienderogen in zijn rol
van gids en babbelt honderduit over oplichters die toeristen 'cheaten' -
dat doet hij niet, daar houdt ie niet van - over zijn vriendje Ravi, die in
dezelfde klas zit als hij en die ook ansichten verkoopt, over 'de les' die
hij 's avonds van 21.00 tot 24.00 uur krijgt in de weverij van een 'uncle' (
kinderarbeid?); kortom over het leven van een 12-jarig jongetje aan de onderkant van de
samenleving in de grootstad Varanasi (2 miljoen inwoners). Biggie biedt bij de
Dassaswamed Ghat grootmoedig thee aan. Ik protesteer en wil voor hem en
mij betalen, maar daar wil hij niet van weten. Hij haalt een theeverkoper
en we drinken thee (chai) a 3 RS, samen met zijn vriendje Ravi die met een stapel
ansichten is komen aanzetten. Het is donker geworden en feest aan de
Ganga: er worden klokken geluid, bellen gerinkeld, schelpen geblazen,
wierookstokjes ontstoken en bootjes met waxinelichtjes te water gelaten op
de muziek van een India's orgeltje. Vooral wordt er gezongen en geklapt.
Ondertussen doen de zakkenrollers hun werk. Als ik een foto heb gemaakt en
bezig ben geld te pakken voor een meisje dat bloemenbootjes aanbiedt,
wordt mijn digitale camera van 180 euro gerold. Het is een kwestie van een
paar seconden niet opletten en, om het eufemistisch te stellen: even
slikken. Biggie houdt me de rest
van de avond gezelschap en helpt me over het verlies heen. Ik vertel het
hem niet, om de pret niet te bederven. 'It is your first day on the Ganga,
that is very special', zegt ie.
Ik koop samosa's en mandarijnen en deel
die met hem. Samen met Ravi brengt ie me om een uur of negen, als het zo'n
drie uur donker is geweest, terug naar de ghat bij het Guesthouse. We
lopen langs vuurtjes, zwervers, bedelaars, sadhu's, toeristen en vooral
veel gewone Indiërs. Af en toe moet ik even op m'n vriendjes wachten, als
ze kaarten aan een toerist proberen te slijten. Speciaal boten met
oudere westerse toeristen zijn in trek. 'Die betalen grif 15 Rs voor een ansicht',
zegt Biggie. De uitspraak zet hem aan het denken: klopt dat wel met zijn
eerdere verhaal over het verderfelijke van cheaten? 'I do not like
cheating', zegt ie nogmaals nadrukkelijk. Op mijn vraag wanneer ie
naar school gaat, antwoordt ie dat ie vanwege het Saraswati-festival de
rest van de week vrij is. Hij hoeft pas maandag weer, en zit daar
duidelijk niet op te wachten.
Hij informeert vrijmoedig naar mijn
omstandigheden, werk, gehuwde status, kinderen enzovoort. Hij is onder de
indruk van mijn leeftijd (58) en mijn twee dochters, 21 en 27. Ravi maakt
er van dat ik 27 dochters heb, en dat geeft veel schik. Biggie vertelt
over een bruiloftsfeest dat die dag eerder is gehouden. Trouwen is
belangrijk in Varanasi. Hij nodigt me alvast uit voor de bruiloft van zijn
oudere broer, die nu 16 is en over vier of vijf jaar gaat trouwen. We
maken een afspraak voor morgen 12.00 uur; ze zullen me de Hanuman-tempel
laten zien.
|
VARANASI, 4 febr. - 'Lobsang'
Lobsang is een ongeveer 50-jarige monnik uit
Thikse, op 4000 meter in de Himalaya, niet ver van Ladakh. Hij bezoekt
Sarnath en Bodh Gaya, en houdt zich ook bezig met de werving van deelnemers en sponsors voor een
Follow the Footsteps of the Buddha-toer. Hij is kaal als een
biljartbal en heeft een paar scherpe oogjes in een vriendelijk gezicht.
Zijn donkerrode pij is afgezet met een paars biesje. Stevige, gebruinde
armen monden uit in krachtige handen. Lobsang raakt in een
theestalletje langs de weg bij de Boeddha-stupa van Sarnath in gesprek met
de 25-jarige A. uit Berlijn, antropologe met als specialisatie
Zuid-Azie. Ze volgt in Varanasi een cursus Hindi en verblijft net als
ik in Guesthouse Singh. We hebben een autoriksja gedeeld naar Sarnath
en zij is gaan theedrinken terwijl ik m'n rondjes om de stupa loop. Ze zei
dat ze zich wat moe voelde, maar had waarschijnlijk ook geen zin in het betalen van de toegangsprijs van
100 Rs. Lobsang zag haar donkerblauwe ogen, zag
hoe ze gracieus een haarlok om een vinger draaide, hoe ze glimlachte en
herkende prompt een incarnatie van een Tara-godin. Hij hoorde haar Hindi spreken en raakte verder onder de indruk. Ze
vertelde hem dat ze antropologie studeert, met als specialisatie
indologie. Lobsang was verloren. Als ik hen ontmoet
lopen ze in de richting van de Thaise tempel. A. stelt me voor en
Lobsang is blij verrast te horen dat ik naar Bodh Gaya wil reizen. Hij
ziet mogelijkheden. Een wat oudere boeddhist in spe is van harte welkom.
Hij brengt ons met een autoriksja naar het Tibetaanse klooster achter de
Boeddha-stupa en we krijgen een VIP-behandeling. Terwijl een hele rij
buitenlandse toeristen en Tibetaanse leken voor de ingang van de tempel op
de Karmappa Rinpoche - de op een na hoogste Tibetaanse geestelijke - staat te
wachten, mogen wij de tempel ingaan waar een
dienst aan de gang is. De ogen van de toeterende en bellen
klingelende jonge monniken volgen ons nieuwsgierig, als we een rondje
onderlangs de Boeddha lopen. Van het flinterdunne jurkje van de Tara-godin zijn in de warmte voor deze omgeving
wellicht enkele knoopjes te veel losgesprongen.
A. is de onschuld zelve. Het getoeter en
gerinkel krijgt iets teders.
Als we buiten staan blijkt de Karmappa net vertrokken. We hebben
hem gemist en onze thakpa' s, witte zijden sjaaltjes die aan hoge lama's
worden aangeboden uit respect en liefde voor hun onderwijs in het dharma,
in zekere zin voor niets gekocht. Lobsang is zichtbaar teleurgesteld.
A. bukt zich om haar slippers aan te trekken. Er springt nog een knoop
los. Als ik besluit de euvele moed op te brengen haar daar op te wijzen en uit de doeken doe dat ze de kuisheidsgelofte van
de jonge monniken danig op de proef stelt,
slaat ze verschrikt haar hand voor haar mond. Ze verzekert me dat ze
het niet had gemerkt. 'Was it all the time like this?' vraagt ze. 'Das
war tol ja, das war super!' stelt ze vervolgens in een adem vast.
We nemen met een
namasté en een warme handdruk afscheid van Lobsang, die ons node laat
gaan. Tot in Bodh Gaya.
|
Straat (Sonarpur Road) ter hoogte van Singhs Guesthouse |
Kapper langs Sonarpur Road
|
VARANASI, 7 febr. - 'Mr. R.'
Mr. R. is de bedrijfsleider van het
Guesthouse. Hij werkt voor mr. Singh, de eigenaar en zijn 'boss'. Hij loopt
rond in een zwart leren jasje en houdt het midden tussen een beminnelijke
intellectueel en een gangster. R. leidt me vrijwel onmiddellijk
nadat ik 's morgens om 7.00 uur in Varanasi ben aangekomen rond. Ik mocht
even slapen en douchen, maar daarna was er werk aan de winkel. Ik stem met
de rondleiding in, omdat het natuurlijk wel handig is te weten hoe je van
het Guesthouse naar de rivier komt, maar heb tegelijkertijd iets van: ho
ho even. R. brengt me vrijwel meteen naar de 'burning ghat', waar
lijken worden verbrand. Ik krijg in sneltreinvaart iets te horen over
de crematies. Dat er vijf categorieën zijn die van crematie op de oever
van de Ganga zijn uitgesloten: mensen die aan pokken zijn gestorven,
mensen die door een cobra zijn gebeten, kinderen onder een bepaalde
leeftijd, sadhu's en zwangere vrouwen. Sadhu's
prefereren het te worden verorberd door de vissen. Sommigen worden op een stoel in het water gezet.
R. doet zijn relaas
op zachte toon, terwijl op de oever onder ons twee lijken worden verbrand.
Een derde lichaam ligt half in het water, half op de oever, op een baar.
Het is met bloemenslingers omkransd. De nabestaanden staan er stilletjes
bij. Op mijn vraag of ze de ietwat toeristische belangstelling niet
vervelend vinden, antwoordt R.: 'Mister, they do not mind. It is part
of the tradition, the ceremony.' Ik vraag hem een beetje brutaal of hij
religieus is - ik heb zo mijn twijfels. 'Everything comes out of the head
of Shiva', luidt het besliste antwoord. R. meldt verder dat arme
mensen veelal niet in staat zijn de 2000 tot 4000 Rs (40 tot 100 euro) op
te hoesten die moeten worden betaald voor het brandhout. Dat brengt
het gesprek op het onderwerp van de schaarste en de stroomvoorziening. Vanochtend was er
vanaf 10.00 geen stroom, zo had ik gemerkt toen ik onder de douche wilde
en net te laat was voor warm water. R. legt uit dat er dagelijks
tussen 10.00 en 14.00 uur geen stroom is. Ook 's nachts tussen 12.00 en
05.00 is er geen elektriciteit. Die situatie is al vier tot vijf jaar oud
en er is geen zicht op verbetering, eerder dat het erger zal worden. Hij
zegt dat het propbleem alleen geldt voor Varanasi, maar ik heb gehoord dat het ten
minste ook geldt voor grote delen van de buurstaat
Bihar. (De stroomvoorziening is in feite een algemeen probleem in India.) Op mijn vraag of de bevolking daar niet
woedend over is - het
betekent per slot van rekening geen airco, geen fan, geen koeling voor
levensmiddelen, geen computerwerk, geen elektronische
veiligheidsvoorzieningen enzovoort enzovoort - haalt R. de schouders
op.'It is life', klinkt het berustend. Hij ziet er zelfs positieve kanten
in: 'It is natural.' Verder wil hij er niet op ingaan, maar erkent nog wel
dat het ook 'a problem' is. Teruglopend naar het Guesthouse sleept hij me
energiek de weverij van zijn werkgever Singh binnen. Ik krijg een
vingerhoedje thee en daarna een uur lang een show van
shawls, beddenspreien, kussenslopen enzovoort enzovoort. 'All hand made,
all very good quality, all very cheap,
wholesale.' Een Noorse vrouw achter
me merkt op dat er geen sprake is van handmade en dat het allemaal
bedrukte stof is. R. doet of hij het niet hoort. Na de zoveelste doek en afwijzing
aanvaardt hij zijn verlies en accepteert dat ik, althans deze keer, niets
zal kopen. Een bediende brengt me de laatste honderd meter naar het
Guesthouse. |
Rietjes zuigende monniken
|
De Bodhi Boom, Mahabodhi Mahavira Tempel |
BODH GAYA, 9 febr. - 'Van Varanasi naar Bodh Gaya'
Vanochtend vroeg aangekomen in Bodh Gaya. Ik reisde op met een hippieachtige Amerikaanse cyberneut
die al zeven maanden rondreist door India en Indochina. Hij kwam uit
Bangalore waar hij in de ICT had gewerkt. Mijn vraag naar de economische
'boom' in de veronderstelde Silicon Valley van India maakte hem aan het
lachen. Bangalore is een grote smerige stad met veel slums en vaag, in
de verte, iets van nieuwbouw dat lijkt op een bedrijvenpark, aldus mijn
informant. Hij reisde naar Gaya omdat hij daar het vliegtuig kon pakken
naar Rangoon. Onze trein zou om 16.25 uur vertrekken, maar had twee
uur vertraging. Dat gaf me ruimschoots gelegenheid wat rond te kijken op
het station van Varanasi. Er liep een gemeen uitziende stier op het perron
traag door de kleurige menigte die daar met alle mogelijke bagage
bivakkeerde. Het beest trok een breed spoor door de massa. Uiteindelijk
vond een personeelslid van de Indiase spoorwegen de energie er iets aan te
doen en kwam met een stok het dier verwijderen. Daarvoor moest de stier
echter door de vertrekhal, waar duizenden zich verdrongen. Kortom:
onbeschrijfelijke taferelen. Mijn reisgenoot merkte op: ' In India
gebeurt op ieder moment op iedere vierkante meter evenveel als in de rest
van de wereld bij elkaar.' Het
restaurant van Station Varanasi heeft de troosteloosheid van
overheidsinstellingen in de vroegere Oostbloklanden. De vertrekhal van de
goedkoopste klasse tart iedere beschrijving van smerigheid en vuilheid. De
aanblik van de toiletten doet je iedere behoefte vergeten. Toen we
uiteindelijk op perron zes stonden voor de trein naar Gaya, drentelde daar
onbekommerd een koe tussen de rails van het spoor waarop onze trein moest aankomen. Bij
nadering van trein nummer 3010 stapte het dier onverstoorbaar over de
rails naar het aangrenzende spoor. Niemand maakte zich er druk om. De
Lonely Planet waarschuwt tegen nachtelijke reizen tussen Gaya en Bodh Gaya
en ik was aanvankelijk van plan met mijn reisgenoot een hotelletje bij het
station van Gaya te nemen en de volgende dag overdag door te reizen voor
het laatste stukje van 13 kilometer per riksja. Bij aankomst in Gaya
drong een Tibetaanse monnik evenwel aan op het delen van een autoriksja. Het
was maar 20 minuten, zei hij. Allebei 50 Rs. Ik nam dus afscheid van
de cyberneut en stapte met de monnik in de riksja. We reden met een
belachelijke snelheid door het duister naar Bodh Gaya, waarbij de monnik
en de chauffeur steeds waakzaam om zich heen keken - of was dat mijn verbeelding?.
Bihar, waarin Gaya en Bodh Gaya
liggen, is bandieten-country. Het station wemelde van de militairen. In de
trein zaten met automatische geweren bewapende begeleiders.
We belandden
uiteindelijk heelhuids in Bodh Gaya, maar toen moest ik nog een verblijf
versieren. De riksjarijder wilde me afzetten bij hotel Laxmi, maar de
monnik voorkwam dat. Het was volgens hem niet betrouwbaar. Hij nodigde me
uit om de nacht door te brengen op zijn kamer in een huis dat hij samen met andere monniken huurde.
Daar lagen al zijn broer, zijn
zus en zijn leraar, alle drie ook kloosterling. We dronken thee, aten
een soort koek en de non stelde grootmoedig haar enige deken ter beschikking.
Ik heb alleen een lakenzak bij me, omdat de guesthouses en hotels voorzien
zijn van dekens. Ik viel
zowaar in slaap op het matje van enkele millimeters.
's Morgens aten
we gerst met thee en koekjes die de monniken hadden gekregen van
Tibetaanse leken, hele zakken vol. Ook de ouders van mijn gastheer, Jamba,
kwamen aanzitten, alsmede nog een oom en tante. Het werd een vrolijke
boel. Niemand wist waar Nederland ligt. De ouders bezochten voor het
eerst hun naar India gevluchte verwanten. Ze kunnen dit jaar op een
Chinees paspoort naar het buitenland. Dat impliceert natuurlijk wel
erkenning van het bewind in Beijing. Jamba vluchtte zeven jaar geleden
over de Himalaya naar Nepal. Hij had zijn ouders sindsdien niet meer
gezien. |
Muur met handen van bedelaars, Mahabodhi Tempel
|
Achterzijde bedelmuur, met blinde man en diens vrouw |
BODH GAYA, 11 febr. - Bedelaars
Mijn God, wat een armoede! Bedelaars zijn in
Bodh Gaya, de plaats waar de Boeddha circa 600 v. Christus verlicht
raakte, alomtegenwoordig. Even universeel als het universele Wezen dat
hier aanbeden wordt. Ze steken hun handen met bedelnap door het
hekwerk rond de Mahabodhi Mahavira-tempel; ze staan met grote ogen te
staren naar het voedsel op de tafels van het OM-restaurant waar de
internationale elite is neergestreken; ze bevolken de trottoirs in de
omgeving van de tempel en ze slapen 's nachts in de zijstraten. In
lompen gehulde kleine, donkere mensen zonder wie Bodh Gaya niet Bodh Gaya
zou zijn, India niet India en de Derde Wereld niet de Derde Wereld.
Ze
doen vooral een beroep op de toeristen, de boeddhisten in spe en andere
god- en nirvanazoekers. Ze worden meest genegeerd, maar soms ,
niet zelden na een bezoek aan de tempel, wordt in zakken getast en worden
muntjes uitgedeeld. Je kunt speciaal voor dit doel bij de hoofdpoort
zakjes kleingeld kopen. Ze geven een derdewerelddimensie aan die
andere groepen mensen die het van de tempelbezoekers moeten hebben:
riksjarijders, handelaars en horeca-exploitanten. Ook die doen vaak
een beroep op barmhartigheid, zoals de riksjarijders die me gisteravond
naar het Deep Guesthouse bracht voor 20 Rs en bij wijze van dankbaarheid,
het was vermoedelijk 10 Rs meer dan ie had verwacht, het geld naar zijn
voorhoofd bracht. De armoede overheerst alles en plaatst iedere relatie en
iedere interactie in de context van 'haves and have nots'. Tot mijn
verbazing zijn er in Bodh Gaya maar betrekkelijk weinig westerlingen. Ze
zitten meest in hotels en guesthouses in de omgeving van de
Mahabodhi-tempel en lunchen en dineren in het bovengenoemde OM-restaurant:
het trefpunt van backpackers en andere toeristen. Bodh Gaya is geen
plek om lang te vertoeven, tenzij je sterk in meditatie en boeddhisme
geïnteresseerd bent. De Mahabodhi-tempel is op zich indrukwekkend genoeg
en zeker een bezoek waard, maar het dorp er omheen is één grote
marktplaats met horeca-voorzieningen waarop je snel bent uitgekeken.
De duizenden Tibetanen, monniken en leken die het complex dagelijks
bezoeken, maken overigens wel dat je de boodschap van de Boeddha ernstig
neemt. Sommigen maken de rondgang rond het heiligdom tot een ritueel van
zelfkastijding, waarbij om de paar passen wordt geprostreerd, dat wil
zeggen dat de gelovige zich ritueel in de volle lengte op het plaveisel uitstrekt. (Dat
Boeddha de Weg van het Midden propageert en ieder vorm van fanatisme en
fundamentalisme afwijst, lijkt nog niet tot alle bodhisatva's te zijn
doorgedrongen - of speelt hier mijn verzet tegen ritualisme en al deze deemoedigheid een rol?).
Bodh Gaya is verder vooral één grote stofwolk, waar
velen kuchend door het leven gaan. Veel bezoekers, vooral Japanners maar
ook Tibetaanse monniken, hebben een mondmasker voor. Zelf trek ik m'n
India-shawl voor m'n mond, slik Koflet, een hoestdrankje, en zuig
mentholsnoepjes. Medicijnen zijn in India spotgoedkoop. De meeste
winkelstraten tellen wel een drogisterij, waar middeltjes als Koflet voor
zo'n 40 Rs (nog geen euro) te krijgen zijn. De Tibetaanse
kruidendokter bij de tempel rekent aardig wat meer. Een zak pillen, een
soort donkere toverballen, komt op zeker 3000 Rs (ongeveer 60 euro).
De dokter draagt zelf een mondmasker tot over zijn neus. Kennelijk
heeft hij meer vertrouwen in het masker dan in zijn medicijnen of vindt
hij ten minste het masker een belangrijke aanvulling. Het doet mij in
ieder geval besluiten het bij de Koflet van 38 Rs te houden.
|
BODH GAYA, 12 febr. - 'De Bodhi Boom'
De Bodhi Boom, ook genoemd
Peepal Tree of Ficus Religiosa, is volgens een gidsje dat in het
tempelcomplex gekocht kan worden 'een object van verering' en ook wel 'een
symbolische representatie van de Boeddha'. De huidige boom is
vermoedelijk de vijfde generatie. Tussen de Bodhi Boom en de tempel, een
tientallen meters hoge stupa die momenteel in de steigers staat, ligt de
'Vajrásana ' of Diamanttroon, in
opdracht van koning Asoka de Grote in de derde eeuw voor Christus
vervaardigd. Het is de plek waar de Boeddha 49 dagen in meditatie zat
en volgens boeddhisten de Navel van de Aarde. Een bonte stoet
verlichtingszoekers paradeert al mantra's mompelend of ook wel gewoon met
buurman of buurvrouw converserend kloksgewijs om de tempel met de heilige
boom. Een westerse jonge vrouw zit met kaarsrechte rug voor de
Diamanttroon in kleermakerszit. Tibetaanse leken en monniken prostreren
zich tientallen malen. Sommigen maken het hele rondje om de tempel al prostrerend, met
om de handen plankjes gebonden. Een Tibetaanse vrouw komt met wat kinderen
naast me zitten. Een van de kinderen heeft het Syndroom van Down. Hij
trekt rare gezichten, doet aan een soort kickboksen en laat zich kortom
weinig gelegen liggen aan de geloofsijver rondom hem. Een zusje probeert
hem in toom te houden maar dat heeft weinig effect. Achter het hek
staan mensen te wachten op vallende blaadjes van de Bodhi Boom. Soms
worden tot grote hilariteit duikvluchten gemaakt om een blad op te vangen.
Een westerse vrouw komt naast me zitten, maar is niet tot enige
conversatie bereid. Als ze na geruime tijd wegloopt, laat ze haar fles
mineraalwater staan. Een Indiase jongen is zo vriendelijk hem haar
achterna te brengen. Achter de tempel zitten honderden monniken
gebeden op te zeggen. De meesten maken een boerse en armoedige indruk. Het
zijn zeker niet allen koningskinderen, zoals Siddhartha Gautama. Als ik het
complex wil verlaten kan dat niet, doordat zich achter het gesloten hek
een grote menigte heeft verzameld die door de poort wil. Een van de
Tara-godinnen, de Groene, zou tranen uit haar derde oog gehuild hebben.
Sensatie, een soort stormloop. Ik kan via een zijuitgang ontkomen. Een
monnik zoekt contact en loopt met me op. Zodra we buiten het complex zijn,
nodigt hij me uit op een stenen richeltje naast hem te gaan zitten. Er
volgt een basaal gesprek want zijn Engels is beperkt. Als snel komt de aap
uit de mouw. Hij komt uit Nepal en vraagt sponsoring voor een project van
zijn klooster. Hij krijgt 20 Rs (40 eurocent) van me, niet veel, maar toch
meer dan de gewone bedelaars, die het meest met een paar roepies moeten
doen. Siddharta Gautama zwierf van de Dungeshwar Hills over de
Niranjani River naar Bodh Gaya. De grot waar hij zes jaar in ascese
verbleef, ligt ongeveer 13 kilometer buiten Bodh Gaya. Bij een bezoek blijkt in het duister
van de grot een sterk vermagerde Siddharta te zitten, wiens ribben letterlijk te tellen zijn.
Hij zou van een herderin, Sujata, rijstpudding aangeboden gekregen hebben, en dat bracht
de ommekeer. Daarna propageerde hij de Weg van het Midden, een celebratie
van leven in spiritualiteit. (Hij wees overigens ook iedere aanbidding en verering af,
zoals onder meer afbeeldingen - de huidige beeldenhausse dateert van de
periode na Asoka.) Door het hekwerk van het tempelcomplex steken
magere armen met bedelkommen. Moe en murw gebeukt door het gezeur om
muntjes worden ze meest genegeerd. Boeddha wijst de weg naar vrede,
maar richt zich vooral op het individu. Zijn leer lijkt in het huidige
tijdsgewricht tekort te schieten in collectieve en praktisch
maatschappelijke zin. Al die monniken zouden er goed aan doen het boekje
Sociale Actie van Piet Reckman aan te schaffen. Hoe is vrede mogelijk
zonder het armoedevraagstuk op te lossen? |
BODH GAYA, 15 febr. - 'De Zweed'
Aan de rode plastic tafel voor het OM-restaurant in Bodh
Gaya zit een grote, wat oudere man met een kale ronde schedel en
krachtige, getatoeëerde bovenarmen. Voor hem op de tafel staan twee in kranten
omwikkelde bierflessen. De kranten zitten er niet zomaar om: ze moeten verhullen dat het om bierflessen
gaat. Het restaurant mag geen bier verkopen. Iedereen weet
dat een fles met een krant eromheen bier bevat, maar dat geeft niet. De
man paft het ene shagje na het andere. In gedachten noem ik hem de Hell's
Angel. Ik schuif bij hem aan tafel, wat een niet erg enthousiaste reactie
van mijn toekomstige gesprekspartner oplevert. Hij negeert me volledig.
Ik begin met wat in India het grootst mogelijke cliché moet zijn:
'Where are you from' Mijn tafelgenoot antwoordt kortweg: 'Sweden', en komt niet met de gebruikelijke wedervraag waar
ik vandaan kom. Ik
ga onverstoorbaar door met hem te bestoken. Geleidelijk ontstaat er toch
iets van een gesprek. De Indiase tactiek werkt. Hij is hier met een paar
vrienden, is hier al eerder geweest en heeft een relatie met een
Tibetaanse lama. Hij krijgt iets zachts over zich als hij dat vertelt,
maar dat kan van het bier komen. Er passeren een paar monniken die hem
groeten. Ze wijzen lachend op de flesjes bier. De Zweed antwoordt hen: 'I
am still human.' Meer gelach.
Hij vertelt over zijn leven, zijn vrouwen,
zijn vier kinderen bij twee ex-en en dat ie dat allemaal achter zich
gelaten heeft. De twee jongste kinderen zitten momenteel in Goa en ook een
van zijn voormalige vriendinnen zwerft door het subcontinent. 'Half the
family is in India.' Ik vraag hem meer over zijn relatie met de lama.
Hij zegt dat hij die een paar jaar geleden heeft ontmoet en dat hij
sindsdien geregeld bij hem op bezoek is geweest. Hij logeert in het
Tibetaanse klooster bij Bodh Gaya. Hij heeft 'refuge' van de lama, zegt ie.
Ik begrijp de term aanvankelijk niet helemaal. 'Refuge?' De Zweed legt
geduldig uit. 'Refuge' moet opgevat worden als ' het bieden van een
veilige plek, bescherming.' ' He is a kind of guru for you', concludeer ik.
De Zweed lacht en bevestigt. ' You know, that is what Tibetan teachers do.
They accept you totally and then start working on you, without any
pressure.' Hij blijkt het tegendeel van waar ik hem voor hield.
Hij is de deemoed zelve. Of ligt hem dat toch aan de alcoholconsumptie? En
hoe zit het met de financiële kant van de relatie? Hoeveel wordt er
gedoneerd of gesponsord? Ik ben wat wantrouwig geworden wat Tibetaanse
monniken betreft, maar begin er maar niet over en hou welbewust de
illusies in stand. |
Rode Sadhu in Bodh
Gaya langs Nairanya River |
Boeddha in grot, Dungeshwar Hills |
BODH GAYA, 15 febr. - 'Dame met Hoed'
Ze was me
al opgevallen bij de Mahabodhi Tempel: een sjiek geklede dame met een
bolhoed met brede rand. De bol was wit, de rand paarsig. Haar jurk was in
dezelfde stijl, ook paarsig, met bloemen. Ze viel nogal uit de toon
tussen alle monniken, Tibetaanse leken en de T-shirts en jeans van
backpackers. Ze kon zo op receptie bij Beatrix; alleen de lange witte
handschoenen ontbraken. Toen ik later, aan de tafel van restaurant OM, met
haar kennis maakte, bleken haar oogleden zwaar violet opgemaakt. Ze was
slank als een mannequin en vermoedelijk rond de 60 jaar. Ze vertelde
me dat ze ieder jaar een maand naar India ging. Al jarenlang. Ze zei het
op een manier van 'al eeuwenlang'. Ze bleek Nederlands. Ze vroeg wat
ik in India zocht, heel direct. Zo van: 'Wat kom je hier eigenlijk doen?'
Ik vertelde van de behoefte om na dertig jaar kantoorbestaan een draai
aan m'n leven te geven. Ze kon er wel in komen. We hadden het over de
armoede. 'Je moet het een plaats geven', zei ze. 'Vindt er een
oplossing voor, doe er iets mee. Je kunt een schoolproject sponsoren, je
kunt er over schrijven, je kunt iedere dag roepies of koekjes uitdelen. Er
zijn zoveel mogelijkheden.' Ze tipte me over Ruth, een Duitse vrouw
die gezelschap zocht voor een bezoek aan de grot waar de Boeddha mogelijk
heeft geleefd.
Het bezoek vond de volgende dag plaats en was zeer de moeite waard. Ruth bleek aangenaam
gezelschap. Ze was echter wat ziek, had problemen met de darmen. De
dag daarna ontbrak Ruth aan de stamtafel. De Dame met Hoed was er wel.
Ik ging terug naar Varanasi, had alle heiligheid na vier dagen wel gezien.
Zij ging de zieke Ruth opzoeken in het guesthouse van het Tibetaanse
klooster.Ze ging kordaat op pad, als altijd gestoken in een jurk, compleet met hoed. Dat was het
laatste wat ik van haar zag. |
BODH GAYA, 17 febr. - Sadhu's
Het Deep-Guesthouse in Bodh Gaya ligt aan de Nairanja
River, verzekert de receptionist me. Ik hoef maar een paar honderd meter
te lopen. Ik loop van het stadje af, voorbij de talloze stalletjes en
shops, maar zie nergens een rivier. Dan begint het me te dagen. De
kale zandvlakte achter de rij struiken en bomen is natuurlijk de rivier
die Boeddha overstak nadat hij de Dungeshwar Hills had verlaten en waar
hij de herderin Sujata ontmoette die hem rijstpudding aanbood. De Nairanja
staat droog. Op de oever staat een bakstenen gebouwtje met achterin
een hekwerk, waarachter een Hanumanbeeld. Een aangrenzend vertrek heeft
een smeulend houtvuur, waarnaast een drietand (trisul) staat. Er hangt een
bloemenketting omheen. In een hoek liggen wat dekens. Kennelijk wordt het
vertrek bewoond. Over het pad naar het tempeltje komen twee mannen
aangelopen. De ene is volledig in het rood. Hij draagt een rode muts en
een woeste baard. Verder heeft hij opvallend sprekende ogen en een
eveneens opvallend slecht gebit. Zijn metgezel draagt kleding in
verschillende kleuren en wel drie mala's. De voortanden in de bovenkaak
ontbreken. Ook hij draagt een baard, maar die is gefatsoeneerd. De
laatstgenoemde man neemt het woord in gebroken Engels. Er worden de
bekende beleefdheden uitgewisseld. 'Where are you from?' Al snel vraagt
hij of ik er bij kom zitten. Ze gaan een puja, een offering, aan de rivier
doen. Er komt een derde man bij, iets ouder en iets traditioneler gekleed.
Geen mala. Hij leidt de dienst. Er wordt ganja (wiet) gekneed en er
gaat een pijpje rond. Het pijpje wordt mij vriendelijk aangeboden, maar ik
weiger even vriendelijk en wijs verontschuldigend op mijn borst,
kuchgeluiden makend. Het is geen punt. De pijp gaat mij voorbij. De
sadhu in het rood, die de centrale plaats naast de trisul inneemt, maakt
via de tolk duidelijk dat de voorganger, die zachtjes af en toe gebeden
opzegt waarbij iedereen zich stil houdt, de basis voor de tempel heeft
gelegd. 'He did everything, so we can do puja here, on the river.' Hij
legt ook uit dat er dichtbij een plek is waar een inmiddels gestorven
sadhu negen dagen onder de grond begraven is geweest. Een steen geeft de
plek aan. 'Are you peaceful', vraagt de tolk aan mij, en begint een
verhaal over shakti-energie. Ik voel me redelijk op mijn gemak. 'I
feel fine', zeg ik, en het is waar: het is een bijzonder relaxte,
vreedzame aangelegenheid. Ik vraag of ik foto's mag maken en haal mijn
digicamera tevoorschijn. Er wordt bijna verheug op gereageerd. Er is
nog een vierde man bij gekomen en ze gaan er met z'n vieren voor zitten.
Het wordt een staatsiefoto. Daarna maakt de tolk een foto van mij met de
rode sadhu. Het mislukt aanvankelijk en later zal blijken dat er drie foto's
zijn gemaakt, waarbij ik ergens in de linkerbovenhoek zweef. Na afloop
vraagt de tolk mij een kleine donatie. Ik geef 15 roepies - niet veel maar
toch ook weer niet niets en ik heb niet meer kleingeld. De schenking
wordt dankbaar aanvaard en er wordt nog een pijpje geblowd. De rode sadhu
nodigt me uit voor een bezoek aan zijn onderkomen, achter het
winkelcentrum bij de Mahabodhi-tempel. We lopen er gedrieën naar toe. Ook
daar is een 'dungi', een zo lang mogelijk brandend vuur. Het vuur van het
tempeltje aan de rivier brandde al negen maanden. De sadhu zet zijn muts af, waaronder
een enorm verband blijkt te zitten. Hij is onlangs met een stok op het
hoofd geslagen.
Ik moet m'n treinkaartje voor de terugrit naar Varanasi
ophalen en wil afscheid nemen, maar de sadhu vraagt of ik nog even wil
blijven zitten. Er komt een fotograaf een foto van ons nemen.
Inderdaad komt er al snel iemand met een camera die een foto van ons
maakt. Ik heb een foto van de sadhu, hij heeft er eentje van mij. We
staan quitte. We nemen als goede bekenden afscheid. Namaste. |
VARANASI, 18 febr. - Westerse Sadhu's
Het Shivaratri festival nadert. De 26ste is
het Nieuwe Maan en verandert Varanasi - en veel andere Indiase heilige
steden - in een gekkenhuis van spirituele adoratie en vreugde. Duizenden
sadhu's komen op Kashi, de Stad van Licht, af, om zich onder te dompelen
in de Ganga. De eersten manifesteren zich al in de straten en op de
ghats. Schilderachtige, oranjerode figuren met baard, drietand, tas en
bedelnap of maaltijdbeker. Er zijn ook 'westerse sadhu's' of figuren die
daar naar toe op weg zijn. In een chaishop aan Godoulia, de grote
winkelstraat naar de Dasaswemadhghat, gezeten, komt een blanke freak op me
af. Hij draagt meerdere mala's, een groen vestje zonder mouwen waaruit een
paar hevig getatoeëerde armen steken, een staartje aan een al behoorlijk
kalende schedel, en een denim-cowboyhoed waarvan de rand is omgekruld, wat
hem een beetje doet lijken op Crocodile-Dundee. Het meest opvallende
zijn evenwel z'n ogen, die diep weggezonken zijn in de kassen van z'n magere kop.
Krijg ik een junkie op m'n dak? Hij schuift ongevraagd aan en zegt twee
dagen geleden in Varanasi te zijn gearriveerd. Hij komt uit Nieuw-Zeeland,
is 46 en heeft vrouw noch kind. Hij zwerft al acht jaar over het
subcontinent, meest tussen Goa aan de westkust en Manali in het noorden.
Zijn Grote Probleem is het visum. Dat is momenteel maar zes maanden
geldig. Je moet iedere keer weer naar Nepal, Pakistan, Bangladesh of Sri
Lanka uitwijken om een nieuw visum aan te vragen, en dat is kostbaar en
tijdrovend.
Hij bestelt geen thee en de boys van het theehuis vragen hem ook niet of hij iets wil drinken -
een opvallend negeren, want normaliter wordt iedereen aangeklampt: iedere roepie is er eentje. Kennelijk
straalt mijn metgezel iets uit dat hem buiten de gewone orde van het theehuis plaatst.
Na de thee loopt hij met me op in de richting van de ghats. Halverwege ziet ie een sadhu met ontbloot bovenlijf die
voor een
chaishop een bidi zit te roken. De twee kennen elkaar, althans die indruk krijg ik. De Nieuw-Zeelander
lijkt me geheel vergeten, maar vraagt dan of ik er bij kom zitten. De
sadhu blijkt een Duits sprekende Zwitser die al sinds 1978 door India
trekt. In 1984 is hij in Varanasi opgenomen geweest wegens
datura-vergiftiging en naar Zwitserland gedeporteerd. In Zwitserland
kwamen z'n moeder en z'n broers bij hem langs, maar hij kende ze niet
meer. Hij had iedere familieband verbroken en beschouwde alleen de baba's
nog als familie. (Dit wordt me allemaal in sneltreinvaart bij wijze van introductie door de 'sadhu' zelf meegedeeld.).
Het gesprek belandt weer snel bij de visumproblematiek.
Baksheesh kunnen helpen. Soms wil een douanebeambte wel even de andere
kant op kijken of naar de wc gaan, zodat snel een stempel in een paspoort
kan worden gezet. De Zwitser vindt het maar niks. Hij eist een
regeling voor buitenlandse saddhu's, op grond van de mensenrechten en
religieuze gronden. Iedereen moet z'n laatste levensdagen aan de Ganga
kunnen slijten, samen met de Indiase baba's. Enlightenment is een
humanitair recht, ongeacht ras, religie, nationaliteit of sekse. Het
wordt schemerig. Ik betaal de chai voor beide heren en ga mijn weg over de
ghats. Het is een onvoorstelbaar sfeervolle avond. Maar wel veel
muskieten. Volgens de horecauitbaters gaat het niet om steekmuggen maar louter om
niet stekende 'bugs'. Mij hebben ze evenwel al herhaaldelijk te pakken
gehad. Morgen toch maar m'n malariapillen slikken.
Een paar dagen later kom ik de Zwitserse sadhu tegen, die net een heel stuk in de Ganga heeft
gezwommen. 'Kende je die Nieuw-Zeelander?', vraagt hij me. Op mijn ontkenning en wedervraag of hij
hem dan niet kende, zegt ie: 'Ik had hem nog nooit gezien. En zag je z'n ogen? Die hadden iets....', hij schudt
z'n hoofd.
'Ik zou voor hem oppassen', zegt ie nog.
|
Mr. Poduwal |
J.P. |
VARANASI, 20 febr. - 'Mr. Poduwal'
Het vergt twee riksjaritten en herhaaldelijk de
weg vragen, maar het is de moeite waard. Het gebouw van de Indiase
afdeling van de Theosofical Society (TS) in Varanasi blijkt een mooie
relikwie van de Britse Raj (de ruim 200 jaar durende Britse overheersing).
Het gebouw is helaas gesloten. Ik tuur door raampjes, zie een grote
gehoorzaal met portretten aan de muren, fotografeer het embleem van de TS
en geniet van de fraaie tuin. Verder is het doodse rust, zonnig en heet.
Plotseling, als uit het niets, is daar evenwel een krasse bejaarde man
die zich met zachte doch dwingende stem tot me richt. Wat ik kom doen,
waar ik vandaan kom? enzovoort.
Ik zeg een bewonderaar te zijn van
Krishnamurti, enkele van zijn boeken gelezen te hebben en nieuwsgierig te
zijn naar wat er in India is overgebleven van zijn erfgoed. Ik vertel
hem ook nog dat Krishnamurti in 1929 in Ommen, Nederland, de beroemde rede
hield waarin hij zich distantieerde van zijn rol van wereldredder,
maitreya, en de Orde van de Ster. Mr. Poduwal, zoals hij blijkt te
heten (78), maakt deel uit van de staf van de TS. Hij heeft een militaire houding en een paar
scherpe ogen maar is niet onvriendelijk. Hij steekt onmiddellijk van
wal: 'There is really nothing in buildings, books, pictures, libraries.
Truth is far beyond all that, mister.' Ik krijg vervolgens een lezing die
regelrecht uit de mond van Krishnamurti lijkt te komen. Mr. Poduwal
heeft al die jaren goed geluisterd - Krishnamurti kwam eens per jaar naar
Varanasi voor een lezing - of hij is een reïncarnatie van de man die
consequent ieder leider- en volgelingenschap afwees. Hij besluit wat
streng dat, als je de boeken van de 10de klas achter je hebt gelaten,
het geen zin heeft nog eens om te kijken naar het materiaal uit de
1ste klas. Ik mag een foto van hem maken en laat hem de foto's zien
die ik in Bodh Gaya heb gemaakt van de Bodhi Boom, de monniken, de
sadhu's, de boeddha in de grot enzovoort. Hij kijkt geamuseerd. 'There is
really nothing in pictures, mister', klinkt het beslist. 'They are only
things to pass time, to forget boredom.' Ik nodig hem uit voor een kop
chai, maar er is geen theestal op het terrein, en Mr. Poduwal heeft
trouwens net geluncht. We nemen afscheid. Hij is even snel in het niets
verdwenen als hij er uit was opgedoken. Inmiddels is het kantoor van
het hoofdgebouw geopend. Ik word als een VIP behandeld, mag het auditorium
zien, met de portretten van Krishnamurti, Annie Besant, Mme Blavatsky,
kolonel Olcot, Leadbetter en anderen. Ook krijg ik een rondleiding
over het terrein, met de bibliotheek waar de boeken van Blavatsky,
Krishnamurti en anderen onder een dikke laag stof staan opgesteld. Er
wordt mij herhaaldelijk gevraagd of ik theosoof ben of Brits, maar ik
moet de vragers helaas teleurstellen. Ten slotte krijg ik nog een
uiteenzetting van de secretaris, die vertelt dat het een bijzondere dag in
de geschiedenis van de theosofie is, omdat op 17 februari de Italiaan
Bruno werd vermoord omdat hij vasthield aan zijn stelling dat de aarde om
de zon draait en niets andersom. (Ik dacht altijd dat dat Galileo was.)
Op de 17de februari gebeurden verder nog tal van historische zaken die
voor de TS van belang zijn. Ik check mijn datumhorloge, en zowaar het is
de 17de. Gekoppeld aan de VIP-behandeling kan ik me niet aan de indruk
onttrekken dat het gezelschap theosofen bijzondere betekenis aan mijn
bezoek hecht. Of begin ik aan grootheidswaanzin te lijden? De zool van
mijn schoen heeft losgelaten. Buiten de poort zit een schoenmaker op het
trottoir die de schoen voor 25 roepies vakkundig repareert. Hij klaart het
karweitje in tien minuten terwijl ik op zijn kistje mag zitten en een
mandarijn verorber. In Nederland had ik ze ongetwijfeld kunnen
weggooien. |
VARANASI, 20 febr. - 'JP'
J.P. is naar eigen zeggen 15, maar hij zou ook
wel eens 13 kunnen zijn. Hij is bediende in Restaurant Ganges View,
met uitzicht op de Ganga dus. Restaurant is een groot woord. Er zijn twee
tafeltjes en het duurt even voor het bestelde op tafel komt. Maar het
etablissement is zeker goed voor een kop chai of een coke, en je kunt er
uren naar de Ganga staren. J.P. is een lefgozertje. Hij draagt een
shirt dat hem wat breder in de schouders maakt dan hij is. Zijn broek zit
zo strak om z'n billen als die van een stierenvechter. Hoe zit dat met zijn school?, vraag ik. Hij heeft de 8ste
klas (8th grade) nog gedaan. Daarna vond z'n moeder het welletjes. Er
waren bepaalde problemen - hier wordt het Engels van J.P wat
onverstaanbaar - en ze liet hem uitschrijven. Elf was hij toen. Sindsdien
werkt hij. Er loopt een in het wit geklede sadhu voorbij. Ik ben
nieuwsgierig naar wat J.P me over hem kan vertellen. Ik vraag dus naar de
bekende weg en wil van hem weten of het een andere soort is dan de
oranje-rode sadhu's. J.P. begrijpt de vraag niet helemaal, maar komt met een hoop informatie over sadhu's.
Het zijn er
wel 50.000, zegt hij. (Het zijn er in geheel India vermoedelijk heel wat meer.) Zeker
10.000 van hen zijn knettergek, blowen de hele dag en zijn niet te
vertrouwen, aldus mijn bron. Maar de overige 40.000 zijn holy men en
moeten gerespecteerd en geëerd worden. In 2007, volgend jaar dus, komt er weer een Kumb Mela, een grote
religieuze ontmoeting, in Allahabad. Na afloop daarvan strijken de
sadhu's, zoals de traditie wil, in groten getale neer in Varanasi. Hij
wijst naar de zandvlake aan de overzijde van de rivier, die alleen in de
monsoon (juli, augustus) onderloopt. J.P verstrekt de sadhu's dan
gratis thee. 'They are holy men', zegt hij. 'My boss says to give them
free chai. We go with our kettles chai to the other side.' |
Varanasi-impressies |
processie tijdens Shiva Ratri (nacht van
Shiva) |
VARANASI, 23 febr. - 'Mr. Pensionado'
De Spanjaard woont op het dak van Singhs
Guesthouse. Hij draagt lang haar, op het achterhoofd samengebonden in
een knotje. Zijn baard is meest van een week. Zijn Engels is beroerd.
Hij kent woorden, maar geen grammatica, zodat veel communicatie verloren
gaat. Maar we hebben veel non-verbaal contact. Hij is 67, gepensioneerd grafisch
ontwerper en boeddhist. Ik ben 58 en geïnteresseerd in boeddhisme.
Bovendien, en dat is misschien veel belangrijker, reizen we beiden
alleen. Ik hoor van andere guesthousegasten dat hij in het centrum in
een winkel werkt voor Spaans sprekende klanten. Indiase zakenlui spreken
doorgaans aardig Engels, maar kennis van de Spaanse taal zal schaarser
zijn en er zijn veel Spaans sprekende toeristen. Ik vraag hem ernaar,
maar hij ontkent. Hij werkt niet meer, verzekert hij me. In Spanje is
het op 65-jarige leeftijd 'finito, definitivo'. Hij maakt duidelijk dat ie
een vrouw heeft in de omgeving van Barcelona. Ze is een keer met hem mee
geweest naar India, in 1995, maar houdt het sindsdien voor gezien. Hij
gaat ieder jaar, sinds hij met pensioen is wel zeven maanden. Ze
hebben vijf zonen, maar die zijn al lang de deur uit. Als hij hier dan
niet werkt, wat doe ie dan wel, is mijn nieuwsgierige vraag. Hij zegt dat
ie dagelijks zes uur mediteert, op het dak van het guesthouse. En
verder bestaat het dagelijks leven uit herhaling. 'Repetito,
repetito', klinkt het zachtjes, met kleine, repeterende gebaren. In juni
gaat ie weer naar zijn vrouw in Spanje, maar hij keert zeker naar India
terug. |
VARANASI, 25 febr. - 'Duits'
Hij draagt zijn haar in een lange staart en is
Duits, maar woont al jaren in India en heeft een Indiase vriendin. Hij
zit 's ochtends samen met de vriendin in het restaurant van het Vishnu
Guesthouse aan de bananenporridge. Het restaurant is de enige plek in
Varanasi waar hij nog durft te eten, zegt hij, afgezien van het sjiekerige
Keshari-restaurant aan Godoulia. Mijn aanbevelingen van bekende
backpacker-hangouts als Mona Lisa, de German Bakery en het Apsara
restaurant ontvangt hij met scepsis. 'Kijk eens naar de suikerpot', zegt
hij, en laat me de inderdaad smoezelige rand zien. (Mij was het
eerlijk gezegd niet opgevallen. Je gevoel voor hygiëne kalft in India
geleidelijk af.) 'Die brahmin daar achter de kassa hoef je niet zo'n
suikerpot op tafel te zetten. Hij zou de boy die hem zo'n pot gaf
onmiddellijk een pak slaag geven. Zelf zou hij hier vermoedelijk niet
eten', fulmineert de Duitser. Hij is de nieuwe backpackercentra en
-cultuur in India wel een beetje zat, zo blijkt. 'Het is treurig.
India is niet meer wat het was, al lang niet meer.' Hij woont in de
Kulu Valley, in Himachal Pradesh, en is in Puri geweest, aan de oostkust.
Nu het warmer wordt, trekt hij weer naar de bergen. 'Ik was er nooit
trots op Duits te zijn, schaamde me er zelfs voor en hield het geheim.
Maar het gaat beter met Duitsland. Je kunt weer zwemmen in de rivieren, er
is een ommekeer. De suikerpotten zijn er in ieder geval schoon', gaat hij
nog even door. 'Ik ga in april terug.' Het is moeilijk om je aan z'n
somberte te onttrekken. We staren alle drie naar de Ganga en denken aan de
tijd dat India nog leuk was. De pap is op. Het paar neemt afscheid. Ik
krijg een hand van hem en een glimlach van haar. Zodra hij is
opgestapt is India meteen een stuk leuker.
|
Puja (eredienst) aan de
Ganges |
Ganga bij Manikarnika
Ghat |
VARANASI, 25 febr. - 'Mr. Ajay Pandey'
Mr. Ajay Pandey is Hindi-teacher van A., een van
de gasten van mijn guesthouse. A. heeft hem mijn wens overgebracht
voor een interview en hij heeft ermee ingestemd. We zullen het hebben
over politiek, de vervuiling van de Ganga, de stroomstoringen in Varanasi en het leven van een
gezinshoofd zoals Ajay.
Ajay blijkt een grote man voor een Indiër. Hij
draagt een T-shirt en jeans en is dertig. Het interview vindt plaats op de
binnenplaats van zijn woning en in zijn (slaap)kamer, waar hij een
computer heeft. Ajay, zijn vrouw en hun kind van anderhalf leven in bij de
ouders van Ajay, zoals in India gebruikelijk is. Ajay is niet echt
geïnteresseerd politiek. Zijn hart gaat uit naar het spirituele, maar hij
blijkt toch redelijk op de hoogte. Hij wijt het mislukken van het Ganga
Action Plan (GAP), een veelomvattend project om het sterk vervuilde water van de Ganges te
zuiveren, aan incompetente politici en ambtenaarlijke luiheid, waardoor de
staat en de stad federale fondsen zijn misgelopen. Varanasi heeft
dagelijks van 10.00 tot 14.00 uur en 's nachts tussen 01.00 en 05.00 uur
geen stroom. Dat betekent in een stad van twee miljoen mensen, met in de zomer temperaturen tegen de
50 graden Celsius, geen koelkast, geen licht, geen draaiende fans,
geen airco, geen computerwerk, om maar iets te noemen - tenzij de
particulier of het bedrijf de beschikking heeft over een eigen generator
of 'inverter', een generator op batterijen. De structurele stroomstoringen
duren al vier jaar. Er wordt echter al zeker tien tot vijftien jaar
voor betere voorzieningen gedemonstreerd, waarbij geregeld stenen door de ruiten gaan van
nutsbedrijven of politici.
Ajay is niet optimistisch.'Toen ik jong was (in
de jaren '80, red.) was de situatie veel beter. Zelfs het klimaat was
beter. Nu hebben we zomertemperaturen in de winter. De Ganges zou wel eens
in haar laatste fase kunnen verkeren.' Om dit te illustreren laat hij
zijn linker enkel zien, waarboven een zwarte vlek zit. 'In tegenstelling
tot mensen die dagelijks in de Ganges baden en weerstand opbouwen, doen
wij (brahmins) het alleen bij speciale gelegenheden. Een vriend van mij
heeft vlekken over zijn hele lichaam.' Ajay twijfelt er niet aan of de
huidproblemen houden verband met de pollutie van het water. Ajay was
15 jaar lang lid van de Rashtriyee Swayam Sevak Sangh (RSS), de beweging
die de grondslag legde voor de Bharata Janata Party, de
hindoenationalistische partij die in de jaren '90 onverwachts sterk opkwam
en zelfs enige tijd de Congrespartij van het regeringspluche wist af te
houden. De RSS staat een Groot-Arisch rijk voor, van Afghanistan tot
Bangladesh. De beweging trekt jonge mensen met sociale programma's en
is vanwege de gemeenschappelijke Arische achtergrond niet vies van nazi-ideologie.
Ironisch genoeg is ze ook een bewonderaar
van Israel, waar tegenop wordt gezien vanwege zijn nationalisme en militaire
kracht. Ajay kreeg er op zijn 25ste genoeg van. De RSS was hem
niet vrij genoeg. Ze werd van boven af geleid en je kon er je mening niet
kwijt.
Hij deed na zijn middelbare school economie (bachelor) en werkt als
parttime onderzoeker voor een afdeling van de Zweedse Karlstad
Universiteit in Varanasi. De relatie geeft hem enige inkomsten, maar
die zijn hoogst onregelmatig. Daarnaast verdient hij het een en ander met
zijn Hindi-lessen aan buitenlandse studenten en toeristen. Ook die
inkomsten zijn hoogst wisselvallig. Hij zegt gemiddeld ongeveer 4.000 tot
6.000 roepies per maand te verdienen (80 tot 120 euro). Zijn vrouw
heeft een ziektekostenverzekering waar hij ook een beroep op kan doen. Aan
pensioenopbouw komen ze niet toe. (Ter vergelijking: een verpleegster of
onderwijzer in overheidsdienst verdient pakweg 3.000 tot 5.000 roepies per
maand.) De familie van Ajay behoort traditioneel tot de hoogste kaste, de
brahmins. Ajay's grootvader was 'Hathiwale Pandit ji', en reed op een
olifant naar zijn werk. De olifant was een cadeautje van een dankbare
familie voor astrologische adviezen. Opa had relaties met drie maharaja's
en werkte als astroloog, gebedsleider en adviseur. Daarnaast onderwees hij
Sanskriet op een school die werd gesubsidieerd door de Theosofical
Society. Grootvader had drie zonen, die geen van allen in zijn
voetsporen traden. Ajay's vader was laboratorium assistent aan de Banaras
Hindu University van 1970 tot 2002. Daardoor had hij een geregeld
inkomen, een ziektekostenverzekering en geniet hij nu van een pensioen.
Ajay deed naast economie ook een jaar informatietechnologie en computerkunde. Zijn activiteiten voor de
Karlstad Universiteit brachten hem in contact met een Japanse filmmaker,
die hem inspireerde zelf een film over Varanasi te maken. De productie is
vooral gewijd aan de rituelen die dagelijks op de ghats plaatsvinden.
Mijn vraag of hij zich nog altijd een brahmin voelt, wordt niet direct
beantwoord. Hij lacht en het is duidelijk dat de zaak subtiel ligt.
Hij wil meer van mijn religieuze achtergrond weten, maar het is voor mij
niet zo makkelijk die in een paar woorden aan hem duidelijk te maken. Hij
zegt dat hij dagelijks 'puja' doet voor Durga, de gezinsgodin. 'Shakti'
(ziel-energie) zit achter iedere levensvorm. Op mijn vraag of zijn
spiritualiteit hem belangstelling voor andere godsdiensten heeft gegeven,
zegt hij dat hij iets heeft met sikhisme en christendom. Boeddhisme zegt
hem niets. Dat is niet op zijn pad gekomen. Samen met A., die bij het
interview aanwezig was, lunchen we met rijst en dal (erwten-curry). Aan
de muur hangt een enorme poster van Ganesh, de olifantgod. Is het
verbeelding of knipoogt hij en krult zijn slurf vergenoegd omhoog?
Wordt vervolgd in: Dagboek Nepal
|