Home - Inhoud - Mail (terug) - Gids (volg.) - Archief - DB-week 01-03/05 - red.
PORTRET OP NIEUW-DENNENDAL.NL
WEEK 03
NO. 40

21 jan.

INTERACTIE:

Vanaf eind oktober 2003 zijn opgenomen de rubrieken DAGBOEK & PRIKBORD en COLUMN, via redactie te vullen door sitebezoekers. Bij het ontbreken van bijdragen springt de redactie in. Graag ondertekening met naam en toenaam, en eventueel e-mailadres. Ook een fotootje behoort tot de mogelijkheden. Een sleutelwoord of kopje is handig. Plaatsing van het dagboek gebeurt naar dag van ontvangst, voor de column is in principe de vrijdag gereserveerd. De plaatsing kan op zich laten wachten door technische problemen, afwezigheid van de muze, vakantie e.d.

ONDERWERPEN:

De column- ruimte bij nieuw-dennendal.nl is bij uitstek gewijd aan het Vrije Woord. Ze kan worden gewijd aan ieder mogelijk onderwerp: van politiek, psychologie en spiritualiteit tot poëzie en boekbespreking. Vanzelfsprekend blijft de redactie verantwoordelijk.
Er geldt in principe een minimum van 350 en een maximum van 500/600 woorden, maar uitzonderingen zijn mogelijk. Eventueel wordt over de vorm ge-emaild.


Dagboekinzendingen svp mailen onder 'dagboek', columns onder 'column'.


HANS DONDERWINKEL:
een kabouter op Dennendal

De bd-tuin op de Willem Arntsz-Hoeve begon als een project van de Oranjevrijstaat met als voornaamste initiatiefnemer toenmalig minister van Landbouw Hans Donderwinkel. Hier volgt een impressie van die eerste periode.
Bronnen: Louter Kabouter, Coen Tasman - Babylon/De Geus 1996 -; notulen en documenten van Oranjevrijstaat in het bezit van Hans Donderwinkel; en een telefonisch interview van 8 januari 2005 met Hans; zie voor meer informatie over de rol van de kabouters op Dennendal ook Chronologie I: 1970: Oranjevrijstaat, Kabouters, Nieuw Moria en het daaraan gekoppelde 'Strijd om een nieuwe maatschappij' met het interview met Jozef vd Put.

Hans Donderwinkel, 1970/71

5 februari 1970: 'In een naar hasjiesj geurend bovenzaaltje van Akhnaton', richten Roel van Duijn en anderen de Oranjevrijstaat op, die behalve een departement voor Geestelijke Volksgezondheid ook een ministerie van Landbouw krijgt.
Tijdens de oprichtingsvergadering wordt geconstateerd dat het 'een dwingende noodzaak' is te experimenteren met verschillende niet-chemische landbouwmethoden. Het ministerie van Landbouw krijgt opdracht contact te zoeken met bestaande bd-bedrijven als Wolterbeek in Meppel, Van Nispen in Zevenaar en de B.D.-Landbouwcoöperatie Proserpina.
Het departement beschikt zelf niet over de fondsen voor experimenten, maar richt in verscheidene steden alternatieve voedseldepots op waar biologisch-dynamische groenten worden verkocht. 'Een van de doelstellingen van Oranjevrijstaat is het overbruggen van de kloof tussen stad en platteland. Daarom hechten wij veel waarde aan alternatieve landbouwexperimenten die worden uitgevoerd door "stedelingen" bijgestaan door landbouwkonsulenten', aldus een notitie.

Hans Donderwinkel zal een belangrijke rol spelen in het landbouwhoofdstuk van de Oranjevrijstaat. Hoewel hij er na een intensieve periode voortijdig afscheid van moest nemen, zullen speciaal zijn bemoeienissen met het bd-project van Dennendal vrucht dragen.
Hans is van 1949, geboren in Ommen. Zijn grootouders hadden een boerderij in de Achterhoek waar ze groenten verbouwden en fruitbomen hadden. Ze gebruikten geen kunstmest en hun aanpak zou voor Hans een inspiratiebron vormen.
Hij komt in 1969 naar Amsterdam. Onmiddellijk na de proclamatie van de Oranjevrijstaat helpt hij bij het opzetten van het voedseldepot Keizersgracht 717. In augustus 1970 richt hij samen met Bart Edel, Pim Lefeber en anderen de winkelkommune De Strohalm op, waar biologisch-dynamische groenten en fruit worden verhandeld. Als minister van Landbouw van Oranjevrijstaat zal hij samen met Floris van der Ham in '70 en '71 wel tien bd-tuinprojecten uit de grond stampen, onder meer in ´s Graveland (Natuurmonumenten) en in tuinen in Noord-Holland en Utrecht, zoals aan de Vegt.

Nadat er begin 1970 contacten tussen de Amsterdamse kabouters en Carel Muller zijn gelegd - met name via minister van Geestelijke Volksgezondheid Martijn Lindt -, neemt Hans in 1971 de bd-tuin van het woon-leefexperiment Nieuw Moria op Dennendal onder zijn hoede (Tasman: 224).
Uit documenten van Hans blijkt dat de eerste besprekingen over een bd-tuin op de Hoeve al in april 1970 worden gevoerd. Deelnemers zijn de kabouters Hans Tuynman en Peter Blom, en voor Dennendal directeur Willem André en Roelofs van de Agrarische Dienst van de WA-Hoeve.
Dennendal en de Hoeve gaan niet over één nacht ijs. Roelofs oriënteert zich in de bd-tuinbouw bij onder meer Wolterbeek, een bd-tuinder uit Badhoevedorp. Verder zijn er bijeenkomsten met Ton Siethoff, consulent bd-landbouwmethode en ir. Rispen van een bodemkundig bureau voor land- en tuinbouw. Bij de latere besprekingen zijn namens Oranjevrijstaat present Hans, Floris vd Ham en Pim Lefeber.
In een document van Oranjevrijstaat hierover wordt gesteld: 'Een van de nadelen van de niet-chemische landbouwmethode is de naar verhouding grotere arbeidsintensiviteit. Door het doorbreken van de monocultuur wordt het moeilijker mechanisch te oogsten. Ook het niet gebruiken van chemische onkruisverdelgers vereist meer handwerk.
Het streven van de leiding van de kliniek om het isolement van de patiënten te doorbreken kan worden gebombineerd met de mogelijkheden die geboden worden door de arbeidsintensieve bd-tuinbouw. Patiënten en verplegend personeel krijgen de mogelijkheid het kontakt met de natuur te herstellen. Samenwerking aan dit project geeft nieuwe kommunikatiepatronen. Patiënten, verplegers en kabouters kunnen een funktionerend geheel vormen waarin ieder betrokken op elkaar is.'

In augustus en september 1970 bezoeken André en Roelofs de bd-bedrijven 'De 4 Jaargetijden' van mevrouw Schilthuis in Nieuwe Wetering en 'Loverendale' in Serooskerke. In september vindt een gesprek plaats tussen André en Hans waarin wordt besloten te beginnen met een proef van één jaar, op 1 hectare grond. De kabouters worden actief betrokken bij het project.
André consulteert de leiding van paviljoen Lorentz over de bereidheid op de tuin te komen werken en er wordt in principe gekozen voor ten minste twee groepen, waaronder de F-jongensgroep en een damesgroep. Op 3 december wordt een en ander vastgelegd in een bespreking tussen André, Roelofs, Siethoff en Hans, die tuinder zal worden, met Siethoff als adviseur op de achtergrond. In januari 1971 worden sollicitatiepapieren opgestuurd voor Hans en wordt een teeltplan opgesteld.
Op 17 februari draagt André plotseling het project over aan zijn mededirecteur Carel Muller (De achtergrond hiervan blijkt niet uit de stukken, maar die beslissing zal mogelijk te maken hebben gehad met de controverse die er tussen André en de staf/Carel Muller zit aan te komen.)
Op 25 februari heeft Hans een sollicitatiegesprek met de heer Touw en de heer Westerhout van personeelszaken. Hij heeft een bewijs van goed gedrag meegenomen. Op 26 februari noteert Hans : 'Zaadjes besteld'.

De 'queeste' lijkt te lukken. Kabouters als Martijn Lindt, Jozef vd. Put en Hans raken nauw betrokken bij Dennendal. Ze logeren veelvuldig in paviljoen Donders en hangen rond in de theetuin, die daar in dezelfde periode wordt ingericht door Frank Brave en Michiel Schouten. Hans noemt in het interview contacten met Martin de Rooy, Jet Douwes, Frans Brinkhus en Bartho Smit. Jozef vd Put introduceert xoelapepel, een soort sensitivitytraining, in de theetuin. Ook is hij als vertegenwoordiger van het departement van Geestelijke Volksgezondheid voor de Oranjevrijstaat betrokken bij 'een klinisch lsd-experiment' - in samenwerking met de faculteit psychologie van de UVA - op een vormingsschool in Bergen.
Het in maart door de Telegraafpublicaties aangejaagde conflict over de koers op Dennendal gooit echter roet in het eten. Hans wordt per 1 april 1971 nog wel op voorlopig basis aangesteld als arbeidstherapeut voor het tuinproject, maar moet twee maanden later vertrekken. In een door hem verzonden brief is een blad hennep aangetroffen: hét bewijs dat Carel Muller en de zijnen het gebruik van drugs propageren (Tasman: 224).
De brief belandt bij het bestuurslid mevr. Tellegen, die weliswaar Carel Muller steunt, maar gedwongen is over de zaak aan de bel te trekken. De situatie is dan zo explosief dat Carel Muller niets anders rest dan Hans mee te delen dat zijn definitieve contract niet kan doorgaan - zie hierover en over de oprichting van Nieuw Moria ook Nieuw Moria.
Thomas Nelissen neemt de bd-tuin van Hans over. Hans merkt in het interview op: 'Wij hadden een soort overval gepleegd. Het Nieuw-Moriaproject zou onderdeel worden van de boerderij. Als dat met de Telegraaf niet was gebeurd, was Nieuw Moria er zeker gekomen. Nieuw Moria zou een schakel vormen in een reeks waaronder ook instellingen als JAC, Jellinek en Release vielen.'
Hoe nauw de contacten zijn blijkt wel uit de aanwezigheid van Carel Muller bij het 'laatste kabouterhuwelijk' dat wordt gesloten, op 28 september 1971, tussen Martijn Lindt en Ginet Gebert. Carel is samen met Hans getuige (Tasman: 80).
Hans gaat in juni 1971 bij de bd-tuinder Jan Schrijver in Warmenhuizen werken en levert bd-groenten aan Amsterdamse kabouterwinkels. In 1973 zet hij met anderen een ecologisch verdeelcentrum op in Haarlem. In 1977 is hij een van initiatiefnemers van de natuurvoedingswinkel De Paardebloem in Groningen. In 1985 trekt hij zich hieruit terug om samen met zijn broer een eigen bedrijf voor het maken van geleerpoeder te beginnen. Hij trouwt en werkt enkele jaren bij de Rijksuniversiteit Groningen in het kader van een project voor duurzame landbouw. Ondertussen schrijft hij vijf goedverkochte kookboekjes voor 'De Kleine Aarde' (Tasman: 224).

hg