HOME - INHOUD - TERUG - VOLGENDE
EEN MOOIE SNEEUWBAL: 5.1: Eikenlaan

De eikenlaan was een van de vele weggetjes op het terrein van de Hoeve die voerden uit de bewoonde wereld, naar het einde van de wereld: de volstrekte anonimiteit en vergetelheid van het bos.
Als je geluk had kon je reeën zien grazen
Voorbij Donders liep een eikenlaantje. Links lag een weiland. Tussen de bomen door, achter een lange met mos bedekte muur, schemerde de biologisch-dynamische tuin van Thomas Nelissen. Het laantje liep uit op een T-kruising. Links voerde een weggetje naar de boerderij en de uitgang, met een afsplitsing naar een rijtje dienstwoningen. Rechtsaf kon je achter Lorentz langs naar de vloeivelden lopen, waar Thomas later z'n tuin met kantine 'De Gele Hoepel' had.
Rechtdoor lopend kwam je op een pad dat het bos in leidde. Als je geluk had zag je 's ochtends vroeg of 's avonds in de schemering, als het stil was, links op het weiland in de verte reeën grazen.
Het bos achter Dennendal was een bonte mengeling van dennenbomen, sparren en loofbomen. Smalle bospaadjes holden voor je uit naar kruisingen vol mos en varens. Er was een geheimzinnige kraterrand waarover een grillig pad liep. Op de bodem van de kuil lag zand met vuurresten en vermolmde boomstammen. Neanderthalers hadden er wild geroosterd.
Het bos was diep en uitgestrekt. Je kon uren lopen zonder iemand te zien. Uit de schorsige stammen kropen bosgeesten die je met hun stilte omhelsden.
Er was in die jaren ten minste één winter waarin de dakrand van het portierswoninkje met ijspegels was getooid. De bomen stonden als betoverde trollen in een wit pak te pronken.
Voor iemand uit de polder was het bos een openbaring. Raven krasten en boomtakken klauwden zich vast in je haren...