HOME - INHOUD - TERUG - VOLGENDE -
DENNENDAL: INTRODUCTIE II:
geschiedenis van de strip, dilemma's, reconstructie, literatuur, muziek, titel, dank
jouw foto hier
Enkelen (meest Lorentzers) van de pakweg vijfhonderd leden tellende Dennendalgemeenschap
Geschiedenis van de strip
Na Dennendal viel ik in een gat. Het waren hectische jaren geweest met een traumatisch einde en plotseling viel alles stil. De gang naar het uitkeringenloket viel zwaar. Verbijstering overheerste. Hoe was het toch in godsnaam mogelijk geweest? Dat ze zover zouden gaan!
Ik had mezelf na de ontruiming de belofte gedaan dat ik er een verhaal over zou schrijven, 'zo mooi, dat je er de tranen van in je ogen krijgt' en ook voelde ik de sterke behoefte schrijvend te analyseren hoe de ontruiming had kunnen plaatsvinden, maar dat bleek geen geringe opgave.
In de herfst van '74 kwam er van het 'buitensentrum' van Nieuw Dennendal in Zeist een oproep voor een bijdrage aan een Dennendalboek (het in 1975 bij Anthos uitgegeven 'Nieuw Dennendal: een goede buurt gesloopt'). Ik stuurde een manuscript van acht kantjes op, dat echter bijna geheel gewijd was aan mijn psychedelische avonturen. Doordat ik na Dennendal probeerde m'n werkloze bestaan op te fleuren met een eindeloos 'high' - wat natuurlijk niet lukte - verkeerde ik sterk in de ban van de drugsproblematiek en was m'n terugblik kenmerkender voor mijn zoektocht naar mezelf dan voor het werken met gehandicapten. Het verhaal paste niet in de opzet van het boek, zo oordeelde men, en bleef ongebruikt.
Eind '74 begon ik aan een soort sleutelroman, die om esoterische redenen - mijn toenmalige literaire goeroe Castaneda laat zijn alter ego Don Juan opmerken dat '48 ons getal is' - 48 hoofdstukken diende te tellen: '48 x Heyoka, een Dennendalstory'. Maar na een uitvoerige inleiding en twaalf korte hoofdstukjes realiseerde ik me dat ik met de traditionele middelen van de schrijver, pen en papier, niet ver zou komen. Hoe moest je de emotionaliteit, de 'andere werkelijkheid' van de beginjaren '70, de poëzie en de muziek weergeven?
Van mei tot en met oktober 1975 reisde ik samen met een vriendin door Afghanistan, India en Nepal (zie hippietrail), en lag het werk aan het Dennendalproject stil. Na terugkeer uit het Verre Oosten sloeg ik aan het tekenen en schilderen, en dat leek me verder te brengen. Ik gebruikte als inspiratiebron voor de tekeningen eigen foto's, persfoto's en foto's uit het boek 'Nieuw Dennendal: een goede buurt gesloopt'.
In het najaar van 1976 ontstond dan eindelijk 'DE DENNENDALSTRIP'. De oplage was zo´n 150 exemplaren, gedrukt via het jeugd- en jongerencentrum in Tiel, waar vriend en ex-collega Wil Snijders met wie ik destijds in Beesd in een kleine commune samenwoonde, werk had gevonden. De kern bestond uit 48 in een cirkel gezette tekeningen. Ik kreeg er veel hartverwarmende reacties op.
Aan het slot merk ik op dat de staat met overvalwagens 'en achter de hand gehouden tanks' een einde aan de strijd voor de allerzwaksten had gemaakt. Die tanks stonden natuurlijk niet ergens in de bosjes klaar bij de ontruiming. Het is een hyperbool. Ook was sprake van wat Evelien Tonkens terecht in haar proefschrift uit 1999 over Dennendal signaleerde als 'oorlogsretoriek' (Tonkens: 49).
Ik kreeg destijds de kritiek dat de strip het accent wel érg karikaturaal legt op drugsgebruik en het alternatieve karakter van de gemeenschap - lang niet iedereen op Dennendal identificeerde zich zozeer met de tegencultuur als ik deed - en die kritiek is een beetje terecht. Ik was ook in '76 nog sterk zoekende en had bovendien de ambitie hét boek over de tegencultuur te schrijven. De strip is een persoonlijk verslag en wordt gekleurd door persoonlijke ervaringen.
Aan de andere kant was het eerste conflict door de verslaggeving in de Telegraaf en de maatregelen van het WA-bestuur een typisch voorbeeld van een 60'erjarenconflict: jongeren contra autoriteiten, alternatief en progressief versus conservatief en confessioneel, wiet tegenover alcolhol. Met name door de Telegraaf-verhalen werd 'Dennendal' tot 'case' gebombardeerd in de toen nog prille maatschappelijke discussie over het beleid dat van overheidswege gevoerd moest worden tegenover het softdrugsgebruik. Dennendal beet zo het spits af in een discussie die bijna tot op de dag van vandaag voortduurt, waarbij voorstanders van het gedoogbeleid tegenover representanten van de repressie staan. Daarnaast geldt dat de gehele maatschappij in het begin van de jaren '70 in een revolutionaire fase verkeerde en als het ware 'zoekende' was. In die zin is de aandacht voor psychedelica en bewustzijnsverruiming gerechtvaardigd.
In het tweede, veel grootschaliger conflict ging het minder om 'het alternatieve'. Het conflict had een politieker karakter en draaide vooral om zaken als zeggenschap en democratisering. Maar ook prestige en interne verdeeldheid speelden een grote rol. Tonkens concludeert enigszins terecht dat het veel minder een typisch 60'erjarenconflict was en wijst op het gecompliceerde karakter ervan (Tonkens: tekst achterzijde boek).
In de strip wordt grotendeels aan de nuances voorbijgegaan. Dat kan ook niet anders: een beeldverhaal is geen uitvoerig essay. De tekeningen en soms impressionistische teksten lenen zich echter wél voor iets wat in de meeste boeken over Dennendal ontbreekt: sfeertekening die een glimp laat zien van hoe het écht was. Dat was het doel toen ik de strip in '76 maakte: een overdracht buiten het woord en het intellect om, een aanvulling op alle journalistieke en wetenschappelijke geschrijf, en dat is ook het doel van de internetversie.
De e-versie biedt bovendien mogelijkheden die de strip niet heeft, zoals interactie met sites die geluid en bewegende beelden hebben. In die zin komt de e-versie nog meer dan de strip tegemoet aan de eisen die aan een verslag van de zo 'audiovisuele' periode '70-'74 gesteld mogen worden. (Er is een uitgebreide 'Chronologie' toegevoegd om tegemoet te komen aan de behoeften van de ratio.)

Dilemma's
Ik heb in de onderschriften bij de illustraties extra informatie gestopt, zoals de namen van sommige mensen die zijn afgebeeld. Enkele adviseurs suggereerden voor de vaste Dennendalbewoners schuilnamen te gebruiken met het oog op de privacy. Na enig wikken en wegen heb ik echter besloten getekende en, ondanks het verstrijken van pakweg 25 jaar, wellicht traceerbare inrichtingsbewoners bij hun voornaam te identificeren. Per slot van rekening kende ik ze als zodanig en zou een gefingeerde naam afbreuk doen aan hun identiteit. Ik meen dat dit besluit 'des Dennendals' is. Bij het besluit heeft ook de overweging een rol gespeeld dat de tekeningen bijna allemaal zijn gemaakt op basis van gepubliceerde foto´s.
Bij het schrijven van de nieuwe teksten ontstond de behoefte een betere impressie van het leven in het paviljoen te geven. Daartoe zijn korte schetsen gemaakt van het dagelijks bestaan op de groepen en van enkele groepsleden.
Ik heb geprobeerd die karakteriseringen zo respect- en liefdevol mogelijk te houden, en zoveel mogelijk recht te doen aan het unieke van de geportretteerden. Een persoonlijke, integere benadering, waarbij de handicap niet wordt verdoezeld, maar wordt gezien als een element van de persoonlijkheid, een stukje van de puzzel die ieder mens is - niets meer en niets minder - dat was de opzet.
Als oud-paviljoenswerker vind ik dat ik zo veel mogelijk dien te schrijven vanuit het besef dat er geen verschil tussen mensen binnen en buiten de inrichting bestaat. Als je dat onderscheid wél maakt, ben je onwillekeurig weer net zo bezig als de Telegraaf in '71, die balkjes over de ogen van de pupillen plakte uit misplaatste gevoelens van bescherming of om aan te geven dat sprake was van een andere categorie mensen. Je hoeft niet datgene af te schermen dat er mag zijn, dat aanspraak mag maken op hulp en bescherming, maar tegelijkertijd op bestrijding van de neiging tot afschermen en wegstoppen. Ook dat is, meen ik, 'des Dennendals'.
Hierbij wil ik aantekenen dat de overheid en het WA-bestuur door hun optreden het geheimhoudingsprincipe zelf op de helling hebben gezet. De omvang en het karakter van het geweld dat tegenover een kwetsbare groep mensen is gepleegd, kan alleen begrepen worden als bij de verslaggeving het delicate karakter van die groep kan worden geschetst en als alle factoren die een rol in de affaire hebben gespeeld in ogenschouw mogen worden genomen.
Ten slotte: het ging bij de ontruiming niet om 'hen' als 'pupillen' en 'wij' als 'werkers'; het was de liquidatie van een gemeenschap waarvan de leden in principe gelijk aan elkaar waren geworden. In die zin was de ontruiming - oh ironie - als het ware de bekroning van de egalisering die had plaatsgevonden.

Reconstructie
Bij het redigeren van de nieuwe teksten realiseerde ik me dat ik het destijds allemaal lang niet zo op een rijtje had als ik bezig was het te verwoorden. Ik was veel meer gepreoccupeerd met m'n eigen wereldje, naïever en radicaler. De herschepping van de gevoelens en de gedachten van een twintiger door een vijftiger geeft onvermijdelijk vertekening. Het geheugen is selectief en onbetrouwbaar. Het enige dat ik kan doen is proberen zo eerlijk en authentiek mogelijk te zijn, maar het blijven herinneringen. De rationalisering en de relativering die onwillekeurig optreden, moeten eigenlijk worden verdisconteerd.
Om de authenticiteit te bevorderen is gekozen voor een vorm van 'new journalism', waarbij de verslaggever zelf uitdrukkelijk deel uitmaakt van het verhaal. De autobiografische schetsen dienen om het verhaal uit te tillen boven een traditioneel journalistiek verslag. Juist de ik-vorm maakt het mogelijk de lezer bij de hand te nemen en in een gemeenschap van zo'n 300 inrichtingsbewoners en 200 werkers rond te leiden.
Het gehele project vindt z'n rechtvaardiging in de roep om eerlijke reconstructie. De ontwikkelingen rond Dennendal zijn gezien de afloop van de affaire dermate schrijnend dat het belangrijk is om te laten zien waar het sociale vangnet brak en het overheidsbeleid faalde. Hoe was het mogelijk dat lagere overheidsorganen zich destijds op die wijze dienstbaar maakten aan een hoogst omstreden clubje bestuurders dat eigenlijk al lang gewraakt was. Hoe konden kabinet en Kamer die ontwikkeling bekrachtigen?

De gecalligrafeerde tekst van de oorspronkelijke 16 pagina´s is in een extra tekstblok weergegeven om de leesbaarheid te vergroten. Op enkele passages en verduidelijkingen na is daarbij de originele tekst gehandhaafd, inclusief de spelling van de jaren '70.

Literatuur, chronologisch, gerelateerd aan Dennendal:
- Naar een strategie en metodiek voor Sociale Aktie, Piet Reckman (Anthos, 1971);
- Rolling Lorentz, no. 4 of zo, mei 1972;
- De ballen met je ondernemingsraad, verslag OR in oprichting, 23-5-'73;
- Notulen Interim-Bestuur van begin '73 tot en met januari '74;
- Verdunning, een kwestie van mogelijk maken en opeisen, een pamflet, juli '73;
- Dennendalkranten no. 1 (10-8-73); no. 2 (28-8-73); no. 3 (14-9-73);
- 'Waar gebeurd', 22 januari 1974, nota van de zes bestuursgetrouwe stafleden.
- 'Nieuw Dennendal Vandaag', van 28 januari 1974 tot en met het laatste nummer van 29 november 1974;
- 'Een goede buurt, filosofie van de verdunning op Dennendal', werkgroep bouwen-wonen van Nieuw-Dennendal; NieuwSchrift nr. 5 '74 (gezamenlijke uitgave van Wij en Sjaloom, 1974);
- Rondom Dennendal (Sjaloom, 1974);
- 'Nieuw Dennendal, een goede buurt gesloopt', Winne Meijering, Bram Peper, Piet Reckman, Bartho Smit, Loek Speijer, Jac. Vroemen (Anthos, 1975);
- 'Na Dennendal, Op zoek naar perspectieven in de gezondheidszorg' (Hans Spijkers, Goof van de Wijngaart, Stichting Trezoor, 1984);
- 'Rampen, Rellen en Gijzelingen, crisisbesluitvorming in Nederland', prof. dr. U. Rosenthal (De Bataafsche Leeuw, 1984);
- 'De haas en de jager': hoofdstukjes 'De voorbeeldige zwakzinnige' en 'De kracht van Dennendal', A.J. Heerma van Voss (Meulenhoff, 1993);
- 'Om het geluk van de zwakzinnige, De geschiedenis van Dennendal 1969-1994', dr. J.J. Dankers en dr. A.A.M. van der Linden (Stichting Dennendal, 1994);
- 'Louter Kabouter, kroniek van een beweging: 1969-1974', Coen Tasman (Babylon/De Geus, 1996);
- 'Zin der Zotheid, Vijf eeuwen cultuurgeschiedenis van zotten, onnozelen en zwakzinnigen', Inge Mans (Bert Bakker, 1998);
- 'Het zelfontplooiingsregime: de actualiteit van Dennendal en de jaren zestig', Evelien Tonkens (Bert Bakker, 1999);
- 'De geest van Dennendal', René Zwaap (artikel in de Groene Amsterdammer, 29 juli 2000).

Muziek:
- Children of the Future: Children of the Future - Steve Miller (1968);
- Your Saving Grace - Steve Miller (1969);
- Ummagumma - Pink Floyd (1969);
- Across the Great Divide: The Band - The Band (1969);
- The Gilded Palace of Sin - The Flying Burrito Bros (1969);
- American Beauty - Grateful Dead (1970);
- After the Goldrush, Oh oh lonesome me: After the Goldrush - Neil Young (1970);
- Beware of darkness: All things must pass - George Harrison (1970);
- The Eyes of the World, Wake of the Flood - Grateful Dead (1973).

Titel
De titel, 'Dennendal, een mooie sneeuwbal', is ontleend aan een haiku van de Japanse haiku-meester Matsuo Bashõ (1644-1694):

Ontsteek de lamp
Zal ik je wat moois tonen...
een mooie sneeuwbal!

(Alan Watts: 137, vertaling R.H. Marijnissen).

Dank
Met veel dank aan iedereen die heeft gereageerd met tips voor bronnen, adviezen en informatie. Met name Evelien Tonkens ben ik veel verschuldigd voor het schrijven van haar boek en inspiratie. En verder natuurlijk Carel Muller, Hans Bogers, Anna Schut en Gerard Wijfjes. En Wil Snijders, die me in '76 hielp met het drukken van de oorspronkelijke strip en die in 1995 met twee kratten Dennendalarchief kwam aanzetten. En niet te vergeten Jos Spaansen en Jan Gerhardus vanwege hun betrokkenheid en technische hulp bij het maken van de website. En alle mensen in het Gastenboek, en speciaal nog Peter Bootsma en Inge Mans, omdat ze het project serieus namen. En Kees Kousemaker van Lambiek en Dries Langeveld (en Simon Vinkenoog) van BRES. En het team van VPRO's Andere Tijden, met name Godfried van Run en Karin van den Born, en...

HG (april/mei 2000)